De vloer kraakte onder mijn gewicht en de scharnieren van de deur piepten door de wind. De winter was nu echt begonnen. Sneeuw zat vastgeplakt in mijn haar en op mijn jas.
Kippenvel ontstond op mijn armen door de koude winterwind die er langs streek. Het oude huis op de heuvel stond op instorten maar dat weerhield me er niet van om er niet heen te gaan. De ramen waren ingeslagen en de deuren die nog vast zaten piepte. De traptreden kreunde van het gewicht van mijn voeten. Een paar droge, dorre bladeren waaide door de wind en sneeuwvlokken waaide naar binnen. 
Mijn kaken begonnen te klapperen en ik stak mijn handen nog dieper in de zakken van mijn jas.

Sommige plekken op de trap waren bevroren en mijn voeten gleden een paar keer bijna uit. 
De kamers boven zagen er niet veel beter uit in vergelijking met de rest van het huis. Planken miste in de vloer en stof lag overal. Wind huilde door het huis en blies stof van zijn plaats. Deuren kraakte en de ramen hielden het gewicht van de wind bijna niet. Het oude huisje had het zwaar.

De zon ging langzaam onder aan het einde van de horizon en kleurde de donkere hemel paars. Dit duurde maar een halve minuut en ik wist dat ik snel een slaapplaats moest vinden in het huis. De sneeuw was een slecht teken hier in Ville de Mort. Rond de winter gebeurden hier rare dingen. Dode dingen.
Boven lag een oud vies matras op de grond, waarschijnlijk de enige die ik hier zal vinden. Ik legde mijn zwarte rugzak op het matras en haalde mijn boog van me schouders af. Ik pakte een pijl en spande de pees van mijn boog, geladen om te vuren.