Langzaam liep een bruine kater tussen de bomen door. Hij was op zoek naar prooi en had tot nu toe nog maar één muis gevangen. Een kleine zucht kwam er uit zijn mond. "Ik denk niet dat ik nog veel meer prooi ga vinden met deze modder die alle geuren door elkaar vervaagd. Hij opende zijn bek nog eens in de hoop ook maar een kleine, duidelijke geur van een prooi op te vangen maar hij kon geen één geur uit elkaar houden door de sterke geur van vers modder. Maar de kater wou nog niet terug naar het kamp dus besloot hij nog even rond te lopen. Ineens schoten zijn poten uit elkaar en viel hij op de grond. Hij was uit gegleden in de modder. Een kleine grom verliet zijn mond. 'Waarom moet ik altijd zo onhandig zijn?' Vroeg hij zich af. Langzaam stond de bruine apprentice p en keek opzij naar zijn vacht. Hij zuchtte alweer, het zou hem uren duren om al die modder uit zijn vacht te krijgen. Niet dat hij te ijdel was voor modder maar hij moest zich al zo veel wassen door de rare textuur die zijn vacht had en het hielp niet dat zijn vacht nu grotendeels onder de modder zat.