Op een koude winterse nacht word Noodles wakker van de schrik. Hij hoort in de verte in het bos een krijs van zijn moeder. Noodles wist gelijk dat niet OK zou kunnen zijn en ren zo snel mogelijk vol met moed op de stem af. Het gekrijs word al luider en denkt alvast na wat hem te wachten zou kunnen staan. Toen hij zijn moeder onder de sterke en krachtige katten poten zag liggen van een kat verdwaald in het bos waar Noodles samen woont met zijn moeder, wist hij dat zijn er geweest was, maar dat betekent nog niks voor Noodles hij herinnert de woorden nog goed wat zijn vader zei dat ik mijn moeder voor alles moest beschermen. Noodles wist wat hem te doen stond. Noodles ren de donker bosjes uit en sprijd zijn katten nagels uit zijn poten en haalde met een groten haal uit met de overtuiging dat hij niet moest spelen met hem als het om zijn moeder gaat. Toen de kat van zijn moeder afsprong zag hij het gezicht, het was een kat van een ander bos ver weg. De kat had een rode vacht met witten strepen op zijn rug, hij had fel groenen ogen waar nu drie groten krassen in zitten van de klauwen van Noodles, om zijn nek had hij een halsband met twee honden tanden van de bloodclan. De kat krijsde zo hard dat hij zich overgaf aan Noodles. Maar het was te laat voor zijn moeder want ze was zwaar gewond en er was niemand die hem kon helpen. Toen hij zijn moeder in zijn poten nam zei zijn moeder tegen Noodles dat hij goed heeft gezorgd voor haar en sloot langzaam haar ogen en liet haar laatste traan over haar wang glijden. Vanaf dat moment zwoor hij wraak te nemen.