standing at the crossroad



 
IndexGebruikerslijstRegistrerenLaatste afbeeldingenInloggenZoeken
We're part of a story, part of a tale. We're all on this journey, no one is to stay. Where ever it's going. What is the way?
Welcome
Warrior Cats is een rollenspel gebaseerd op de serie 'Warriors' van Erin Hunter. Je verkent hier al schrijvend de geliefde wereld van de Clankatten, rogues en kittypets. Dit doe je door je eigen karakter aan te maken, waarbij je bijna alles zelf mag bepalen over uiterlijk en karakter. Wild of tam, goed of slecht, sociaal of eenling? Help jij oorlogen te voorkomen? Of ben je een van de katten die hongerig opzoek is naar een groter territorium en meer macht? Het kan allemaal op Warrior Cats.
KIND OF WEATHER
LEAFBARE
Season
Leafbare, -8°C - 3°C
Het blad is nu volledig van de bomen af en iedere ochtend wordt je begroet met rijp aan de takken en een kille wind. Gepaard met winterse neerslag, is het woud gehuld in een witte deken.
WHAT'S HAPPENING
Current Event
No current forum-wide event.
THE ALLEGIANCES
Clans
THUNDERCLAN
RIVERCLAN
WINDCLAN
SHADOWCLAN
BLOODCLAN
THE MANAGEMENT TEAM
Staff
COME JOIN US
WC DISCORD

SWITCHERDIESWITCH
SWITCH ACCOUNT
Deel
 

 standing at the crossroad

Vorige onderwerp Volgende onderwerp Ga naar beneden 
Falconstrike
Member
standing at the crossroad SCwUkVM
Bo~
1220
Actief
If it's me, it'll be okay

CAT'S PROFILE
Age: Twentyfive moons ღ
Gender: Tomcat ♂
Rank: Moorrunner
Falconstrike
BerichtOnderwerp: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimedo 6 mei 2021 - 21:19


Falconstrike
to be or not to be
Hij had het al wel eens gevoeld, hoe StarClan hem had meegenomen naar boven. Hoe zijn lichaam naar de sterren gebracht werd. Het was altijd een raar, zwaar gevoel geweest. Een zacht briesje ging door zijn vacht heen, alsof het sprak dat hij zijn ogen mocht openen. De eerste keer dat hij hier geweest was, was toen hij onderweg naar de tribe was geweest. Toen had hij een familielid van zijn moeder mogen ontmoeten. Toen had hij dat raadsel gekregen over dat hij uitgekozen was als medicine cat apprentice. Toen was het iets wat hem helemaal niet leek, hij was bang geweest om Lizardpath pijn te doen. Dacht dat de prophecy daar op sloeg. De tweede keer was zijn welkom ceremonie in StarClan geweest, toen StarClan hem accepteerde als medicine cat. De derde keer.. De derde keer was naar geweest. Dat was een tijdje geleden tijdens de gathering.

Maar nu stond hij er weer. Spanning in zijn lichaam terwijl hij zijn ogen opende. Zijn hart klopte luid in zijn keel, zijn lichaam voelde trillerig ondanks dat hij zijn lichaam nooit beter had gevoeld dan op dit moment. Hij opende zijn bekje, maar hij kreeg er niets uit. Hij wist niet of hij moest lachen of huilen. Hij wist niet of hij weg wilde of wilde blijven. Hij was in conflict terwijl zijn ogen zich vulden met tranen die in het echte leven misschien niet eens zouden vallen. Want voor hem… Voor hem stond alles wat hij had gewild in het echte leven. Voor hem stond degene waar hij zoveel hartpijn en verdriet over had gehad, maar ook zoveel goede en leuke momenten.

Voor hem stond de kat waar hij het meeste had gehouden op de hele wereld.


Gorsepaw ღ
Terug naar boven Ga naar beneden
Gorsepaw
StarClan
standing at the crossroad Unknown
Renske
538
Actief
⋆ Innocent people are not fools. They just think everyone has a heart ⋆

CAT'S PROFILE
Age: ▸ Died at 8 moons
Gender: Tomcat ♂
Rank: Apprentice
Gorsepaw
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimedo 6 mei 2021 - 23:11


Starclan was een mysterieuze plek, dat kon je op zijn minst zeggen. Mysterieus, onbeschrijfelijk, regels die in de echte wereld niet werkten. Het was magie, een dromenland. Gorsepaw kon de omgeving buigen naar zijn eigen wil. Hij hoefde zijn ogen maar te sluiten en hij was in geurende bloemenvelden, in dichte bossen, langs een meer, zo groot dat je de oevers niet meer kon zien en de zon erin weg zakte. Maar meestal was hij op plekken zoals thuis. De heide stond hier altijd in bloei, de heuvels altijd vol met prooi, en hij zou voor eeuwig hier kunnen rennen. Hij was gelukkig, dit was wat hij wilde. Hier kon hij niemand meer pijn doen. Of tenminste, dat was wat hij altijd gedacht had. Eén keer een steek, een klauw door harten, maar dan was het klaar. Eén periode van rouw, en dan was het voorbij. Al zijn geliefden zouden verder kunnen gaan met hun levens. En de meeste deden dat ook. Het had zijn hart doen breken, het moment dat hij gestorven was. Hij had er niets van gevoeld, één goede klap op zijn kop en de lichten waren uit gegaan. De rivier had zijn bloed weggewassen, hem achtergelaten voor wat hij was. Een magere apprentice, niets meer dan een zwak omhulsel van zijn ziel. Een ziel die hier weer zou kunnen bloeien, teruggaan in de tijd, zijn beste lichaam weer terug te vinden. Gorsepaw zag er niet meer uit als een slungelige apprentice hier. Nee, hij was een slungelig kind. Een kitten, zijn vacht nog donzig zacht, zijn wangetjes bol, en twee glimmende, gouden ogen. Zijn leven was zo kort geweest, in vele ogen te kort, maar hij was niet gemaakt voor het leven van een Warrior. Hij was te zachtaardig, voelde alles zo intens, en wist het zo aan zichzelf te vertellen dat het allemaal zijn schuld was. Misschien pasten hij en zijn beste vriend ook daarom zo goed bij elkaar. Het was een terugkerend patroon die hij bij hem zag, zo als hij naast hem liep, iedere dag, dichtbij hem. Hij volgde hem overal waar hij heen ging, leefde een leven door hem. Want het was het enige wat hij voor eeuwig zou betreuren van zijn keuzes. Hij, dat hij hem moest achterlaten, zo zijn hart had moeten breken. Zijn liefste, Falconpaw.

Gorsepaw had het gezien het moment dat hij uit zijn stoffelijke lichaam was herrezen. Hoe hij aan zijn poot werd meegenomen door Dewberry. Hij had nauwelijks tijd gehad om achterom te kijken, want zijn tweede, oneindige leven, was begonnen. Hier hoog, een sterrenstelsel verwijdert. Hij kon alles nog haarscherp herinneren. Alles, zijn hele leven, elk detail. Alle goede dingen, maar vooral ook alle slechte dingen. Alle fouten die hij had gemaakt, alle moeilijkheden die hij voor anderen veroorzaakte. Voor katten waar hij van hield. Hij verscheurde hem om dat te zien, dat het zijn schuld was. Hij had het afgewogen; het was het beste zo. Nooit had hij ingerekend dat de pijn om zijn beste vriend, zijn liefste, zo te zien leiden, zoveel erger was dan alles wat hij daarvoor had meegemaakt, waarvoor hij gestorven was. Maar hij kon die pijn verdragen, tot in de oneindigheid dragen. Want de rest van zijn familie was verder gegaan met hun levens. Hij zag zichzelf weer staan aan die afgrond, een bloeiend bloemenveld in de achtergrond, zijn poten trillend, nagels krassend op de kale rotsen. Hoe erg hij wilde springen, en hoe hij het niet kon. Hoe hij zichzelf vervloekte zo zwak te zijn. En het laatste moment van angst, toen Wolfheart hem uiteindelijk de afgrond in had geduwd. Hoe hij nog voor enkele luttele momenten had gedacht dat het een fout was, dat hij door had willen leven, dat zijn problemen wel opgelost konden worden als hij gewoon wat beter zijn best zou doen. Maar toen werd dat gevoel van spijt vervangen door een gevoel van gewichtloosheid, wat hem in de armen nam, omhelsde als een verzoenend afscheid. Het was Starclan geweest, Dewberry, die ervoor had gezorgd dat hij een vredig einde had. Dat hij niet had hoeven te verdrinken, dat hij ook dat nog moest meemaken; Zijn longen vol water, schreeuwend naar lucht. Hoe bewust en pijnlijk zo’n dood was, dat je elke seconde zelf zou kunnen aftellen. Nee, zijn dood was pijnloos geweest, snel. En toen had Dewberry hem bij zijn poot genomen en mee gedragen naar de eindeloze velden, waar je snel kon rennen, en onderdak had waar je sliep. Waar de sterren niet boven je schenen, maar waar je op liep. Ze hadden een kort gesprek gehad, Gorsepaw had weer gelachen. Maar dat momentje van vrijheid en zorgeloosheid was maar van korte duur, want hij had het niet kunnen laten om terug te keren naar zijn lichaam. Hij moest zien of hij gevonden werd. Zo niet, wat had hij zijn familie dan aangedaan?

Oh en hij was gevonden. Het was verschrikkelijk om dat moment aan te moeten zien. Zijn moordenaar, zoals sommige hem in StarClan hier noemden, maar voor Gorsepaw was hij meer een verlosser. Daarom had hij hem in StarClan ontvangen toen WindClan hem nodig had. Daarom had hij hem een leven gegeven. Wolfstar was misschien onstabiel, emotioneel, maar hij was een leider. Hij nam het op voor WindClan en hij leerde van zijn fouten. Ook al was hij bang voor de sterren. Hij zei misschien dat hij de sterren verafschuwde, ze haatte, maar hij was bang. Bang omdat elke keer als hij hier kwam, werd geforceerd zijn fouten oog in oog aan te kijken. Het was wat hij nodig had om beter te worden. Het was niet wreed, het was gerechtigheid, om hem op het goede pad te houden. Wolfstar zou er anders over denken, maar diep van binnen wist hij het vast ook wel. Maar toen hij net van de rand getuimeld was, naar Riverclan stroomde, en Wolfheart vertelde dat hij was gesprongen, was het ergens geen leugen. Dat was het plan geweest. Maar het was moord, desalniettemin. Hij kwam in het kamp, schreeuwend dat hij dood was. En dat was het moment dat Gorsepaw de eerste echte steek in zijn hart kreeg, het gevolg van zijn daden. Het gezicht, vol ongeloof, van zijn beste vriend. Gorsepaw wist niet dat hij blij moest zijn, of gebroken. Blij dat hij het zo goed geheim had weten te houden voor zijn vriend, dat hij zich niet zorgen had moeten maken over hem. Nu was de pijn kort en snel, maar misschien was het te hard. Bij de sterren, hij hoopte niet dat hij zich verantwoordelijk voelde. Want hij was de enige die het uitstelde, die hem deed twijfelen. Hij was de enige waarvan hij bang was waar hij geen afscheid van zou kunnen nemen. Maar er was één ding, de olifant in de kamer, waar hij niet onder uit zou komen. Hij hield van Falconpaw. En nooit zou dat anders zijn. En nooit zou Gorsepaw zijn liefde beantwoord kunnen worden of zou hij het kunnen uiten. Hij was een medicine cat. Hij had een code om te volgen. Hij mocht geen liefde kennen, en daardoor kon Gorsepaw het ook niet kennen. Want geen ander was te vergelijken met Falconpaw. Niemand was zoals hij. Zo prachtig, zo zachtaardig, zo echt en zo speciaal. Falconpaw was de enige die hem tot in zijn botten kennen, waar zijn hart voor klopte. Maar toen de tranen op Falconpaws wangen stonden, wilde hij schreeuwen dat het niet zijn schuld was. Al snel werd hij omringd met geliefden en stond de schim van Gorsepaw op een afstandje te kijken. Hij stond bibberend op zijn poten, huilend om het verlies van hem. Hij had het al geaccepteerd dat hij er niet meer was, hij kon het in de houding van zijn vriend zien. Hij zag hem voor zijn ogen breken. Terwijl de rest van Windclan een wanhopige poging deed om hem te vinden. En waarvoor? Als hij geen klap had gehad, was hij nu wel verdronken. Ze zouden enkel een lichaam aantreffen. Gorsepaw bleef bij Falconpaw staan. Ze zouden zijn lichaam wel halen en dan zou iedereen afscheid kunnen nemen. Maar de geest kon alleen maar kijken, kijken hoe zijn beste vriend pijn had. Huilde en breekbaar werd. Falconpaw was altijd de sterkere van hun twee geweest. Hij zou eroverheen komen. En bovendien was hij medicine cat. Dit was niet de laatste keer dat ze elkaar zouden zien. Bij de sterren hoopte Gorsepaw dat dat de pijn een beetje zou verzachten. Al zou hij niet moeten weten wat hij zou zeggen als zijn liefste nu weer voor hem stond. Hoe kon hij dit aan hem uitleggen? Gorsepaw had hem in de steek gelaten. Maar niet omdat hij niet meer van hem hield. Nee, juist omdat hij teveel van hem hield. Zou de jonge kater ooit de moed hebben om dat hardop tegen hem te zeggen? Misschien in een volgend leven, maar hij wist het antwoord nu ook wel. Nee, hij zou het niet durven.

Falconpaw vertrok weer van deze plek. Alle details, Gorsepaw wist ze nog. Hoe ze hem vonden in Riverclan, aangespoeld bij de rivier, in de poten van Shatteredice. Zijn moeder, maar zoals hij later zou leren, wist hij dat zijn ouders zijn ouders niet waren. StarClan wist alle geheimen. Gorsepaw had het niet hoeven weten en om eerlijk te zijn, wist hij ook niet of het iets veranderde. Als hij naar Stallionheart of Shatteredice keek, zag hij nog steeds zijn ouders. Hij hield nog steeds van hen, ondanks alles wat er was gebeurd. Hun gezin was al lang geleden verscheurd. Gorsepaw wist ook niet meer wanneer liefde naar haat was veranderd. Hij was te jong geweest om dat allemaal te begrijpen. Het enige wat hij wist, was dat het door hem kwam. Als hij maar een beetje beter was geweest, een beetje makkelijker, een beetje dapperder. Misschien juist heel veel dapperder, zoals Falconpaw. Falconpaw was dapper. Hij zei wat hij dacht, als hij dacht dat iemand fouten maakte, als dingen rechtgezet moesten worden. En hij zou vechten, ook al was hij niet getraind om te vechten, hij zou vechten, daar waar Gorsepaw zou bevriezen. Maar één ding hadden ze in gemeen, ze konden zichzelf kwellen. Misschien was dat hun manier om iets te voelen, waar echte gevoelens onuitgesproken bleven. En nu ook weer, nu Falconpaw zijn lichaam zag. Gorsepaw stond naast hem, onzichtbaar voor iedereen, en hij keek toe. Hoe er geschreeuwd werd, ruzie gemaakt, om wie het meeste recht had om over hem te rouwen. Gorsepaw had triest zijn kop laten hangen. Zelfs na zijn dood maakten ze nog ruzie om hem. Datgene waarvan hij dacht dat alles zou oplossen, maakte het alleen maar weer erger. Zoveel pijn, zoveel haat, zoveel verdriet. Er zaten kloven dieper en breder dan de gorge tussen zijn ouders. Als gewoonte had hij geprobeerd zijn vacht troostend tegen die van Falconpaw te leggen, maar hij ging slechts dwars door hem heen. En toen ze zijn lichaam achterlieten, wist hij dat hij eigenlijk mee had moeten gaan met zijn moeder, maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen Falconpaw weer in de steek te laten. Hij kon later over zijn moeder waken, zij zou het zelf wel kunnen uitzoeken waarom deze dingen waren gebeurd. Maar Falconpaw, zijn enige treurnis, kon hij niet in de steek laten. Hij bleef bij zijn zijde de komende dag, de komende nacht, de dag dat ze zijn lichaam ophaalden. Het was een koude ochtend, van enkel leider en medicine cat apprentice die samen naar de Riverclan grens waren gereisd. Een woordeloos gesprek, van beide katten die nog vol zaten met gevoel, met rouw, en verdriet. Voor beide zou het niet de laatste keer zijn dat ze hem zagen, beide hadden een connectie met StarClan die menig andere kat niet was gegund. Maar Gorsepaw durfde nog niet tegen hen te praten, hoe erg ze ook naar de sterren zouden smeken. Hij kon het simpelweg gewoon niet. Hij kon ze niet recht in de ogen aankijken, en zien hoeveel pijn hij hen had gedaan. Hoe hij moest vertellen dat het goed was, dat hij gelukkig was, wetende dat het geen troost zou geven. Want ze zouden zichzelf allebei de schuld blijven geven, terwijl het niemand zijn schuld was. Enkel die van Gorsepaw. Zelfs Wolfheart zou hij niet benoemen als de schuldige. Gorsepaw had het hem gevraagd, gesmeekt. “Alsjeblieft, ik kan het niet alleen.” Het was enkel hem. Gorsepaw volgde het tweetal met zijn lichaam terug naar het kamp, de reis werd opnieuw in stilte afgelegd. Hij keek toe hoe zijn lichaam in het midden van het kamp werd neergelegd, hoe de woorden die gesproken moesten worden, gesproken werden. En toen was hij daar, alleen met Falconpaw, alsof niemand hen twee durfde te storen. Tranen en tranen vloeiden in zijn vacht, zijn levenloze lichaam. En toen kwamen de woorden, zachtjes, niemand kon ze horen, enkel hij. De geest van hem op deze aardse wereld.

“Ik hou van je..”

Gorsepaw kon het nu ook niet meer houden. Tranen als sterren kwamen uit zijn ogen. Hij legde zichzelf neer naast zijn beste vriend, zijn liefste, zijn geliefde. En ondanks dat hun pelsen elkaar nooit meer zou kunnen raken, hoopte hij vurig dat hij kon voelen dat hij er was. Dat StarClan hem de krachten gunde, dat hij er was, fysiek, of in zijn gedachten. Ik hou van je. De woorden galmden als een echo door zijn kop, begonnen hem vanaf dat moment direct te martelen. Zijn enige treurnis. Hij huilde met zijn vriend mee. ‘Ik hou ook van jou, Falconpaw,’ miauwde hij, maar de woorden zouden nooit zijn oren raken. De enige die dit konden zien waren de Starclanners, alle voorouders van lang en lang geleden, die volledige levens hadden geleden. Maar niet hij, niet zij. Hun prille liefde, die nooit nu had mogen zijn, was voor eeuwig verbroken. Misschien was het voor het beste zo, had hij Falconpaw zijn positie als medicine cat gered. Als hij van hem hield, hoe lang hadden ze het onuitgesproken kunnen laten? Falconpaw was dapperder, die zei wat hij dacht, als hij dacht dat het het beste was. Hij had het misschien ooit uitgesproken, en dan zou Gorsepaw zwak geweest zijn, week tot zijn knieën, en zichzelf laten opslokken door zijn liefde. En dan zou het uiteindelijk uitkomen, en zouden ze allebei gestraft worden tot in de verdoemenis. Dan zouden misschien echte doden vallen, katten die nog een heel leven voor zich hadden. Katten zoals Falconpaw. Gorsepaw mocht niet degene zijn die zijn leven zou verpesten. En hoe erg alles pijn deed, hoe hard zijn hart ook huilde, het was beter zo.  

Gorsepaw bleef de hele nacht bij hem. Liggend bij het lichaam van hem, dat langzaam stijf was geworden. Hij had de hele nacht zachte woordjes gefluisterd, terwijl hij door bergen en dalen van emoties was gegaan. In dood waren ze niet onschendbaar. Hij voelde nog steeds als daarvoor, voelde nog pijn en geluk. Maakte nog steeds emotionele beslissingen, huilde als hij verdriet had, lachte als hij blij was. Hij was niet opeens een onverslaanbare god, iemand die alles wist, alle geheimen, waarom de zon in het oosten opkwam en zakte in het westen. Waarom het regende, waarom de tweebenen destructief waren, waarom sommige goede katten stierven en de slechte bleven leven. Hij was alsnog maar één kat, een apprentice. Hij kon helpen waar hij wilde, maar niet altijd mocht. Hij kon niet bepalen wanneer hij mocht inspringen en wanneer niet. Er waren altijd oudere en wijzere katten boven hem. En hij mocht niet voor persoonlijke redenen in iemands dromen lopen, al had hij het zo vaak bijna gedaan. Ook hij voelde, ook hij was egoïstisch, ook hij was niet volledig goed. Hij was zwak, niet sterk. Niet zoals Falconpaw. Misschien was het daarom dat de sterren hem bij hem weghielden. Waarom hij er niet was toen Falconpaw geaccepteerd werd in Starclan. Omdat het te persoonlijk was. Hij zou hem afleiden van zijn missie, van al zijn taken om een volledige medicine cat te worden. Hij mocht hem niet vanuit het hiernamaals verleiden met lieve woorden, om hem zijn liefste te noemen. Alleen voor die nacht, kwamen de woordjes onnauwkeurig gekozen over zijn lippen rollen. Hoe Falconpaw over zijn lichaam rouwde. Hoe hij het ene moment zichzelf vervloekte, dat hij zichzelf in elkaar sloeg. Hij had nooit op mogen geven, in moeten geven aan het zoete verlangen van de dood. Hij had moeten vechten voor Falconpaw. En dan huilde hij, ongecontroleerd en snikkend. Dan schreeuwde hij, verontschuldigde zich duizend maal aan zijn liefste. En het andere moment vertelde hij weer dat het de enige optie was, de beste optie, dat Starclan alles zo plande, dat niets toeval was. Er was geen beter leven uitgestippeld voor hem, maar wel voor Falconpaw. Maar de zon steeg weer op en produceerde een indrukwekkende zonsopgang, mooier dan Gorsepaw ooit eerder had gezien. Hij hield van de zonsopgang, en in deze was hij duidelijk te zien. Al zijn vurige gevoelens, alles schreeuwde het uit, in rode, oranje, gele penseelstreken in de lucht. En zoals de zon aan de hemel rees, was het ook zijn beurt om weer weg te gaan. ‘Vaarwel, mijn liefste,’ had hij tegen Falconpaw gefluisterd. Weer loze woorden, die hij nooit zou horen. Hij zou het misschien horen in de wind, om het vervolgens een verbeelding te noemen. Een diepe zucht verliet zijn bek. Hij wilde niet weg, maar hij moest. Gorsepaw wist het toen nog niet, maar hij had taken om te volbrengen. Voorspellingen om te leren. Want tijd werkte anders in StarClan. Het was niet dat ze in de toekomst konden kijken, maar ze konden alles zien, meer dan welke individuele kat dan ook. En ze konden kwaad op de horizon zien liggen. En soms was de toekomst dan glashelder. En soms, waren er kreten van hulp uit andere sterrenstelsels. Nog één blik naar beneden, twee rode lichamen verstrengeld als één. Vaarwel, en tot ziens.

Tijd leek anders te gaan in Starclan. Hij zou de komende dagen leven in een mix van pijn, verdriet, rouw, om zichzelf, maar ook voor diegene die hij had achtergelaten. Maar het duurde niet lang voordat StarClan zijn hulp nodig had. De levenden zouden het beste naar hem luisteren, dat werd hem verteld. Naar degene wiens gezicht nog vers in hun geheugen stond. Van iemand waarvan nog levendig van gehouden werd. Naar een kind. Voorspellingen werden in de sterren geschreven, dat zeiden ze altijd. En nu moest hij het gezicht zijn van StarClan, voor zijn oude clan. Hij moest degene zijn die Stallionstar en Wolfheart zou ontmoeten. Ze waren op reis naar de Highstones, ze zouden niet weten dat aan het einde van hun reis naar StarClan, hun achtervoegsels omgedraaid zouden worden. Het was één van de moeilijkste dingen die Gorsepaw ooit had gedaan, maar het gaf en rust en kracht die hij nodig had om zoveel te verwerken. Even zijn gedachten opzij, en verder naar een queeste om WindClan en de Tribe of Rushing Water te helpen. Hij kende de Tribe niet, maar hij had uren geluisterd naar de verhalen die Falconpaw had verteld van zijn tijd daar. Over de bergen, de lucht, de kliffen, de vogels en hoe de katten daar leefden. Hoe hij daar het nieuws had gekregen dat hij de nieuwe medicine cat apprentice zou worden. Die tijd zou weldra eindigen, maar zijn weg naar highstones was eentje die al duizenden keren eerder was afgelegd, door generaties en generaties voor hem. Zo ook Stallionstar en Wolfheart. Gorsepaw was zo nerveus geweest, om een brenger van slecht nieuws te zijn. Maar wat er ook gebeurde, WindClan zou een goede leider hebben en zou voortleven. Als het al seizoenen lang had gedaan en seizoenen na hen zou blijven doen. Er was veel verwarring geweest, maar het was gebeurd. En hoewel enkele clangenoten eerst boos waren, zakten ze al snel weg in deze nieuwe routine. Leiders veranderden nu eenmaal. En je hoopte dat je je hele leven lang één dezelfde leider zou zien. Falconpaw was al aan zijn derde leider. Soms gingen dingen nou eenmaal niet als je verwachtte. En hij zou dienen onder meerdere leiders. Gorsepaw hoopte dat Wolfstar hem zou overleven, zodat hij niet nogmaals een grote verandering mee zou moeten maken. Wolfstar had immers nog levens te sparen, Falconpaw niet. Gorsepaw gunde hem een lang en gelukkig leven, één die hem voldaan zou doen laten voelen. En als hij dan oud en broos was, en dat het tijd was om te sterven, zou Gorsepaw hem op komen halen. Niet eerder, alsjeblieft, niet eerder.

Toch, er was één iemand die niet in zijn oude patronen terugviel, hoe lang het ook duurde. Het waren dagen, misschien nu al weken, dat hij elke nacht bij Falconpaw zijn nest stond en hij toe moest kijken hoe hij worstelde in zijn slaap, of de afwezigheid daarvan. Als hij sliep, bewoog hij schokkerig en mompelde hij woorden die hij niet kon verstaan. Gorsepaw had vaak de neiging om in zijn hoofd te glippen, de nare dromen weg te nemen en het te vervangen door een beeld van zichzelf, of eindeloze bloemenvelden, of gewoon een paar rustgevende woorden van hem. Maar het duurde en het duurde, en hij kon niets anders dan toekijken. Het was een marteling, om zijn liefste zo te zien. Hoe lang zijn rouw duurde, hoe zijn verdriet maar niet leek te kunnen slijten. Hoe vaak hij hem wel niet hijgend wakker had zien worden, een enkele keer schreeuwend. Hoe vaak hij zijn eigen naam had gehoord, gemurmeld door de jonge kater vanuit zijn droomwereld. StarClan had niet de kracht om elke droom van hem te bepalen, het waren beelden die hij in zijn eigen onderbewustzijn had gecreëerd. En hoe vaker hij hier was, hoe langer de nachtmerries duurden, hoe meer Gorsepaw doorkreeg waarover ze waren. Ze waren over hem, natuurlijk. Dromen over dat hij hem niet had kunnen redden. Falconpaw, het is jouw schuld niet, probeerde hij hem te vertellen. Eerst één keer, daarna nog een keer, en daarna iedere nacht, meerdere keren. Falconpaw moest het zichzelf niet zo verwijten. Het was Gorsepaw zijn keuze geweest. Dat probeerde Gorsepaw zichzelf duizenden keren te vertellen, en hij wilde het ook een miljoen keer aan Falconpaw vertellen, als hij het maar kon horen. Als er een manier was om al die pijn met één veeg van zijn poten weg te halen. Dat hij hem met zachte woordjes kon troosten. Soms werd de medicine cat apprentice wakker en werd hij dan ook getroost, door Routnose, maar de meestal werd hij alleen wakker. Gorsepaw kon hem niet troosten, hoewel hij hem in zijn iedere pas volgde. Het was al net zo erg een marteling voor Gorsepaw, dat hij hier iedere nacht weer stond. Dat hij zijn liefste zijn leven bleef volgen van een afstandje. Dat hij al zijn pijn voelde, en die scherp door zijn hart voelde, omdat hij het had veroorzaakt. De nachtmerries, dat was hij. En geen enkel moment had Falconpaw zijn echte aanwezigheid nog opgemerkt. Nee, het kwam tot zo’n erg punt dat hij hem overal begon te zien. In de velden, in de lucht, soms een schim, soms levensecht. Maar dat was hij niet, want hij stond naast hem, altijd naast hem, niet voor hem.

De eerste keer dat het gebeurde, had Gorsepaw zich het leplazarus geschrokken. Opeens kwam zijn naam uit de bek van Falconpaw. Zomaar, zonder dat hij tegen iemand sprak. En even had hij gedacht dat hij opgemerkt was, dat Falconpaw zijn sterren silhouet had opgemerkt. Maar hij keek niet naar hem, hij keek voor zich uit. Gorsepaw keek zijn liefste aan, die zijn ogen gefixeerd had op niets voor hem, waarna de tranen kwamen. Gepijnigd keek de geest naar de medicine cat apprentice, die troost zocht in iets wat er niet was. En daar bleef hij staan, sprekend, smekend. Zeggen dat hij hem miste, dat hij niet verder kon zonder hem, dat hij hem nodig had. Gorsepaw haalde trillend adem. ‘Ik ben hier,’ prevelde hij toen. Hij sprak bijna nooit hardop tegen Falconpaw, wetende dat de woorden tevergeefs zouden zijn, ze zouden nooit zijn oren bereiken. Maar het deed hem zo verschrikkelijk pijn, dat hij hem zo miste, dat hij een herinnering van hem ophaalde, begon te zien. Dat was hij niet, hij bestond niet meer. Falconpaw moest dat toch weten? Of dacht hij misschien dat hij het wel was, vanuit de hemel neergedaald? Maar hij zei niets meer, hij stond daar maar. En minuten werden uren, zo lang dat de zon onder ging, en hij daar nog stond, sprekend naar iets wat er niet was. Gorsepaw keek triest toe hoe het gebeurde, hoe hij maar toe moest kijken hoe hij troost probeerde te vinden in een hallucinatie, het smekende om niet weg te gaan. Hij had Falconpaw nog nooit eerder zo gebroken gezien. Misschien was het omdat hij het bewaarde voor de momenten wanneer hij dacht dat niemand hem zag. Gorsepaw probeerde hem aan te raken, met zijn poten de tranen uit zijn ogen te vegen. Maar zoals de miljoenen keren daarvoor, ging hij dwars door hem heen. ‘Ik ben hier, ik ben altijd hier,’ miauwde hij nog een keer hees. Hij wist niet wie hij nu meer probeerde te troosten, Falconpaw, of hemzelf? In momenten zoals deze kreeg Gorsepaw weer spijt als geen ander. Was hij maar niet gegaan, had hij Falconpaw hiervan maar bespaard. Op dit moment had de rest van zijn familie zijn verlies geaccepteerd. Maar niet Falconpaw. Als Gorsepaw alleen maar had geweten hoeveel de medicine cat van hem gehouden had, dan… Nee, dat mocht hij niet denken, niet zeggen. Hij mocht niet de schuld verschuiven naar zijn geliefde, als hij zo zou kunnen denken, dan zou hij ziekelijk zijn. Gorsepaw bleef staan bij hem, soms bewoog hij om hem heen, om te kijken of hij hem kon forceren de echte hem op te merken. Op een gegeven moment schreeuwde hij naar Falconpaw, maar niets hielp. Droevig ging hij daarna aan zijn poten liggen, en wachtte totdat hij weer uit deze hallucinatie zou komen, of dat iemand anders hem kwam helpen. Maar niemand kwam, en ze werden beide gemarteld door een geest van Gorsepaw zelf, die niet bestond.

En zo ging het door. Steeds bleef hij hem zien, een spook, iets wat niet bestond. Soms ging het dan even dagen goed, maar er waren periodes dat het erger en erger en erger werd. En dan deed Gorsepaw zijn stinkende best om zijn aandacht te trekken. De sterren uit de lucht te plukken en voor zijn ogen te flikkeren. Hij riep dan zijn naam, keer op keer, of sprak dat het niet echt was. Hij wilde de wind laten blazen, de regen uit de hemel laten komen, de bliksem als hij kon, maar al zijn gevoelens leverden niets op. Gorsepaw was geen god, daar werd maar weer duidelijk. Hier op de aardse grond, kon hij niets, kon hij de wereld om zich heen niet zo manipuleren als hij altijd wilde. De regels waren niet altijd even duidelijk, maar hij kon de bloemen niet laten bloeien, de bladeren niet aan de bomen geven, hij kon geen wonderen veroorzaken. En dus was hij in die staat waar hij nu al zo lang is was. Zo bezorgd en verscheurd door zijn liefste, die maar gek werd gemaakt door zijn eigen gedachten. Door de nachtmerries die hem van zijn slaap beroofden. Geef mij de pijn, had hij aan Starclan gevraagd. Geef mij alles wat hij heeft te verduren, en maak zijn leven weer beter. Maar hij had enkel lege blikken terug gekregen. Want wie was hij in Starclan? Niets meer dan een kitten, een gefaalde apprentice, iemand die niet sterk genoeg was om alle pijn op aarde te verduren. Waarom zou hij dat nu in de sterren opeens wel kunnen? Maar Gorsepaw wist dat hij het gekund had, voor Falconpaw wel.

En toen was het doemsdag. Dat zijn hallucinaties het hoogtepunt hadden gehaald. En Gorsepaw had zichzelf die dag nog nooit zo erg gehaat. Hij had zichzelf genoeg gehaat om zichzelf van het leven te beroven, maar nog nooit zo erg als die dag. Want zijn keuzes, zijn bestaan, of nu zijn afwezigheid van het bestaan op deze wereld, zijn verlies, het gat wat hij achter had gelaten, had ervoor gezorgd dat een ander zijn leven niet af had mogen maken. Een jong kind, die nog zoveel had moeten meemaken. En het was zijn schuld. Niet die van Falconpaw, of de hond, of de kitten. Nee, zíjn schuld. Door hem was het kind dood, zou hij nooit terugkeren naar zijn ouders. En Gorsepaw kon hem niet eens vertellen hoe verschrikkelijk erg het hem speet, want de kitten, Coda, zou naar een plek gaan waar Gorsepaw hem nooit meer zou kunnen zien. Waar de katten die niet in Starclan geloofden ook maar heen gingen. Het was wreed. Waarom waren zij, die ook zo onschuldig waren, het niet gegund in het paradijs? Gorsepaw had hem zo zijn plekje gegeven, of als hij kon zijn leven, zijn bestaan, om de kitten door te kunnen laten leven, en dat Falconpaw niet met die schuld hoefde te leven. Het gebeurde eigenlijk allemaal zo verschrikkelijk snel. Eerst was Gorsepaw opgelucht dat Falconpaw het kind aantrof. Hij bedankte Starclan. Falconpaw was op de goeie moment op de goeie plek. De kitten zou gered worden, immers wat waren de kansen dat je een medicine cat aan zou treffen? En Falconpaw ging voortreffelijk te werk. Hij gebruikte de juiste woorden om hem gerust te stellen, zelfs Gorsepaw kon nog lachen toen de kitten stoer vertelde dat hij de hond zelf had weggejaagd en hoe Falconpaw hem ervoor geprezen had. Een warme glimlach stond op Gorsepaw zijn snuit, een blik gevuld met trots. Falconpaw stopte het bloeden van de wond, en zou eventjes de juiste kruiden voor hem gaan zoeken. Zo simpel, zo geroutineerd al voor zijn jonge leeftijd. Falconpaw wist precies wat hij moest doen, en ergens had Gorsepaw al helemaal in de veronderstelling dat deze jonge Coda het zou redden. Dat hij zijn prille leventje weer voort zou zetten, de spring in het veld zijn die hij onbetwistbaar was. Maar toen hij bessen ging halen, Gorsepaw wist precies welke hij nodig had, mocht hij nu weer leven zou hij misschien ook een medicine cat kunnen zijn, zoveel had hij immers geleerd van Falconpaw zijn leven op de voet te volgen. En toen sloeg het noodlot toe,

Gorsepaw zag het direct, hoe zijn blik veranderde, zoals Gorsepaw al tientallen keer eerder had gezien. Het was ongelovigheid, het was angst, hij zag het in die grote, trillende, blauwe ogen. Oh StarClan, nee. Alsjeblieft, niet nu, niet vandaag. Gorsepaw keek naar de hemel en sprak een gebed uit, smeekte aan de sterren. Oh laat mij nu hier zijn, laat mijn aanwezigheid op aarde komen, laat me dit stoppen. Ik moet helpen, laat me, ik smeek het. Hij stond naast Falconpaw, die begon te trillen op zijn poten, zijn kop begon te schudden, bange woordjes begon te spreken. Hij raakte gestrest, Gorsepaw kon het zien, en hij sprong voor Falconpaw. ‘Stop, kijk me aan,’ miauwde hij met een bevende stem naar zijn liefste. Maar Falconpaw liep dwars door hem heen, en Gorsepaw voelde al zijn angst op dat moment. Zijn gele ogen werden groot, en hij draaide zich om en rende achter de medicine cat apprentice aan. Hij schreeuwde nog enkele woorden, wanhopig om hem te doen laten stoppen. Maar hij stopte niet, op een gegeven moment sprak hij hardop. “Je bent niet echt.” Gorsepaw keek naar de plek waar hij keek, waar hij de neppe Gorsepaw zag. Gorsepaw zag niets, er was immers ook niets, het zat allemaal tussen Falconpaw zijn oren. Zijn brein speelde ziekelijke spelletjes met hem. Het moest ophouden. Alsjeblieft, gaf hem de kracht om het te doen laten stoppen. Maar hij kon niets, hij was slechts een zwakke gedaante, een schaduw van een schaduw, hij was niets. Niet hier, niet hier beneden, waar hij al veel te veel tijd doorbracht. Maar Falconpaw hoorde niets, voelde niets, merkte niets. Hij zag alleen maar de neppe gedaante van hemzelf, die kennelijk ook weer tegen hem sprak. En vast niet op een goede manier, hoe hij zag hoe Falconpaw reageerde. Hij keek alsof hij net dwars door zijn hart was geslagen. Hij was bang, kwaad. Hij schreeuwde nog een keer dat hij weg moest gaan. Gorsepaw keek geschrokken toe, bang dat hij het tegen hem had gehad. Maar het was niet hem. En toen ging hij naar de bessen toe, en tot zijn grote schrik zag Gorsepaw dat hij de verkeerde bessen nam. Gorsepaw schreeuwde, maar er kwam geen geluid uit zijn bek. De andere, nee, niet deze. Alsjeblieft, Falconpaw, je weet beter. Iedereen weet beter. Hoe kan dit, hoe kan dit gebeuren? En Gorsepaw vervloekte zichzelf weer. De sterren, alles waarin hij geloofde. Dit kon niet gebeuren, dit was niet echt. Hij sloeg zijn klauwen uit, sloeg richting Falconpaw, sloeg richting de struiken waar hij de bessen uit haalde, hij probeerde met man en macht iets in beweging te brengen, maar hij was niets meer dan lucht. De tranen sprongen in Gorsepaw zijn ogen. Hij was machteloos, en hij wist wat er nu ging gebeuren. Hij volgde de medicine cat apprentice terug naar Coda. Oh nee, oh nee. Falconpaw had niets door, de kitten had niets door, en voor hij het wist waren de bessen in de bek van de kitten verdwenen. Huilend zakte Gorsepaw door zijn poten en hij begon ongecontroleerd te snikken. Hij kon dit niet aanzien, hij kon het niet aanzien. Hij was niet bang voor de dood, maar wel voor de dood van deze onschuldige ziel, die nergens dan in het donker zou belanden. Hoe had dit kunnen gebeuren? En wat Gorsepaw nog wel het ergste vond, was dat Falconpaw het zich realiseerde. De angst in zijn ogen, en hij zich er vrijwel direct bij neer legde. Hij deed geen pogingen om het arme ding te redden, hij fluisterde enkel zachte woorden, het duurde maar lang voordat de tranen kwamen. Gorsepaw was al helemaal erdoorheen gegaan. Hij zag geen ziel uit het lichaam van het kind komen, die hij bij de poot kon nemen en veilig naar het volgende rijk kon brengen. Er gebeurde niets, helemaal niets. Gorsepaw zijn ademhaling zat nog hoog en zijn hoofd deed pijn van het huilen. Zijn blik ging nog een keer naar Falconpaw, die het al op een lopen had gezet. Gorsepaw liet hem gaan, voor de eerste keer sinds hij dood was gegaan, liet hij Falconpaw alleen vertrekken. Hij verdween tussen het struikgewas, en Gorsepaw bleef trillend bij de kitten liggen. Net zolang totdat zijn familie hem vond, en Gorsepaw voor de tweede keer die dag brak. De emoties van zijn ouders, zoveel verdriet, en niet begrijpen wat er gebeurde. En toen liet hij hen uiteindelijk achter, ging hij terug naar het paradijs van Starclan. Maar om hem heen maakte hij het gebied grijs, regende het pijpenstelen en flitste bliksemschichten door zwarte wolken heen. Dit was zijn schuld. Hij had dit laten gebeuren. Als hij niet dood was gegaan, dan was Coda dat ook niet gegaan. Gorsepaw had nu twee levens op zijn naam, en hij had er niets aan kunnen veranderen. Hij had alleen toe kunnen kijken. Hij verdiende dit, hij verdiende deze pijn. Dit was zijn karma.

De hallucinaties leken hierna te stoppen. Het duurde een paar dagen totdat Gorsepaw weer naast zijn vriend durfde te staan, de angst dat het misschien toch aan hem lag dat hij die beelden zag. Maar het leek over te gaan, een harde les die geleerd was. Maar hij had het hem niet toegewenst, en ergens wilde hij iemand anders de schuld geven, wie dan ook, maar hemzelf. Maar hij kwam altijd weer bij dezelfde conclusie uit, dit was zijn schuld. Arme Coda, arme familie. Als er maar iets was om duidelijk te maken hoeveel het hem speet, maar hij kon niets doen. Hij zou nooit hen kunnen bereiken in dromen, in tekens. En Coda zou hij nooit kunnen ontmoeten.
Het duurde eventjes, dagen, weken, voordat Gorsepaw hier weer bovenop kon komen. Maar zoals alle wonden, leek tijd het beste medicijn. Hoe erg de dingen ook waren, uiteindelijk sleten ze en kwam je er weer bovenop. En in die tijd leek het alsof Falconpaw Coda achter zich had gelaten, en ergens Gorsepaw ook. Nu hij hem niet meer zag als hallucinaties, nu het weer leek dat hij weer meer slaap kreeg in de nachten. Falconpaw werd beter. Het deed Gorsepaw zo goed, zo goed. Hij leek zich te focussen op zijn opleiding, dat hij eindelijk medicine cat zou worden. Gorsepaw stelde zich voor hoe het zou zijn als hij nog apprentice was. Als Amberstorm nog zijn mentor was en of hij dan ooit, na manen oefenen, nog ergens goed in zou worden. Zou hij een goede moor runner zijn geworden? Zou hij ooit half als goed leren vechten als Falconpaw? Hoe groot zou hij geworden zijn? Hij was op het moment dat hij stierf al groter geweest dan zijn liefste. Maar hij probeerde zichzelf er van te verbieden zo te denken. Er waren geen “wat als-en”, er waren geen dromen meer voor hem, en hij kon al zeker de tijd niet terugdraaien. Het was nu eenmaal zo. Maar de verleiding om zo nu en dan zo te denken, om zich een heel ander leven voor te stellen, was als een drug. Een vergif, maar eentje waar hij zich zo zalig van voelde. Als Falconpaw sliep, dan lag Gorsepaw naast hem, zijn ogen dicht, en stelde hij zich voor dat hij er nog was, dat Falconpaw nooit medicine cat was geworden, en dat ze elkaar gevonden hadden. Dat gevoelens waren uitgesproken. Falconpaw natuurlijk altijd als eerste, hij was de dappere van de twee, hij had de ballen om een sprong in het diepe te nemen. En Gorsepaw was in elke droom dan zielsgelukkig. En dan waren ze onafscheidelijk, niets kon hun samen stoppen, niets zou in hun weg staan. Ze zouden een powerkoppel zijn. Misschien werd Falconpaw wel deputy, leider, Falconstar. Maar dat was niet het pad wat de sterren voor hem in petto had. Niet wat de sterren voor hun in petto had. Nee, het was Falconpaw alleen, voor altijd. En misschien, in een volgens leven, zou het hen wel gegund zijn om samen te zijn. Gorsepaw keek met ogen vol liefde naar Falconpaw, die eindelijk weer rustig sliep. Hij krulde zich dan naast hem op en luisterde naar zijn ademhaling en hartslag, dat het eindelijk weer kalm was. Het was de mooiste symfonie in Gorsepaw zijn oren, en het gaf hem rust en vertrouwen dat alles vanaf nu weer beter zou worden.

En toen kwam de gelukkige aankondiging. Of nou ja, gelukkig. Er waren enkele katten die onzeker waren, waaronder Falconpaw. Hij kon het zien in zijn ogen. Zijn relatie met zijn moeder was slecht, erg slecht. Hij noemde haar niet eens haar moeder meer. Maar er kwamen broertjes en zusjes aan, een nieuw nestje, van Wolfstar en Amberstorm samen. Een powerkoppel, zoals sommige zouden noemen. Leider en deputy. Maar Gorsepaw als geen ander wist hoe fragiel zulke relaties konden zijn, en dat het soms ten koste ging van hun kinderen. Hij was het dode bewijs, een gedachte die vast in het achterhoofd hing van katten als Falconpaw. Maar hoe graag Gorsepaw soms ook wenste, kon hij niet zijn gedachten lezen. En van dagen kwamen manen, en voor je het weer wist, was Amberstorm bevallen van een kerngezond nestje. Alleen één kitten, Cootkit, mocht het niet overleven. Het was altijd verdrietig als een kitten stierf, maar soms was het zelfs buiten de klauwen van StarClan. Het jongetje werd meegenomen tussen de sterren, maar de andere vier waren gezond, sterk, een leven voor zich. En toen er een lichtrood katertje met witte voetjes, borst, en blesje naar hem werd vernoemd, sprongen er weer tranen in zijn ogen. Maar voor de eerste keer in lange tijd waren het tranen van geluk. Hij keek naar Falconpaw. Zou hij van ze houden als een grote broer, zoals hij van hem gehouden had? En opeens voelde hij mee met het gezin, alsof het ook zijn familie was. Hij verzuchtte zachtjes, en zweerde plechtig dat hij ook over hen zou waken. En toen Falconpaw de moeder en haar pasgeboren kittens alleen liet, volgde hij hem weer.

Alles leek goed te gaan. Falconpaw zijn training, het leven in de clan, op de enige hordes op de weg na. Maar die waren gebruikelijk. Dat was normaal. Maar wat er vervolgens op de planning stond, was niets wat hij zichzelf op voor hadden kunnen bereiden. Waar hij Falconpaw op voor had kunnen bereiken. Iedereen wist dat Amberstorm niet de meest stabiele kat was, maar ze was loyaal, en sterk, en deed alles voor Windclan. Daarom was ze deputy, daarom was ze op haar positie. Ze had geleerd van haar fouten, toch? Ongelukken gebeurden. Maar dit, dit was nauwelijks meer onder te doen as een ongeluk. Na zoveel keer, dan liep de maat vol. En dit was iemand zo onschuldig, zo verschrikkelijk fragiel en.. het was haar zoon. Gorsepaw had het niet gezien, hij was bij Falconpaw, zoals altijd, terwijl hij nog gezworen had om over de kittens te waken. Hij had haar niet kunnen stoppen, hij had geen tekenen kunnen geven aan Falconpaw om op tijd erbij te zijn. Nee, Amberstorm had haar zoontje in een vlaag van verstandverbijstering vermoord. Maar dit was onvergeeflijk. Kittens waren heilig, de code zei het zo. Dit was geen ongeluk. Dit was iemand die incapabel was, op de verkeerde positie. En ze kwam ermee weg, omdat Routnose, iemand die de sterren had aangewezen als hun afgezant, haar beschermde. Misschien al even onvergeeflijk. Dit waren meerdere fouten die waren gemaakt, door meerdere katten. Tranen glommen in Gorsepaw zijn ogen, en wederom gaf hij hier zichzelf de schuld voor. Hij had erbij moeten zijn, hij had over Falconpaw zijn broertjes en zusjes moeten waken, maar hij was te druk geweest om over Falconpaw uit te kijken. Hij had al zoveel ongeluk gehad, en Gorsepaw wilde hem daarvoor beschermen. Maar terwijl hij dat deed, had hij hem zojuist meer ongeluk bezorgd. Gorsepaw stond bij het lichaam van de piepkleine kitten. Zo brutaal, zo vol leven. Een deugniet, maar niemand verdiende het zo te sterven. Misschien was hij wel zijn vader achterna gegaan en een grootse leider geworden. Niemand zou het nu weten. De naam Gorse leek wel vervloekt, als geen van hen het tot het warriorschap wist te schoppen. Gorsekit was zelfs nog ongelukkig geweest dan hijzelf, nog niet eens een apprentice. Hij had de buitenkant van het kamp nog niet eens gezien. Hij had geen idee wat hij had gemist. Droevig drukte hij zijn neus tegen het lichaampje, en kleine Gorsekit kwam uit zijn lijfje. Het met sterren bezaaide lijfje, helemaal in de war. En vooral kwaad, verontwaardigd, wat hem was overkomen. ‘Het spijt me,’ had Gorsepaw bibberend tegen de kitten gezegd, voordat hij hem op weg leidde naar de eeuwige velden. Weggescheurd van zijn familie, van zijn broertjes en zusjes. Weg, weg, weg. Hij voelde de withete woede die uit het lichaampje van de kitten pulseerde. Hoezo was hij dood? Waarom had zijn moeder dit gedaan. Die woede zou nooit meer verdwijnen, hij voelde het. En hij had het gezien, toen zijn vader stierf. Gorsepaw had de kleine kitten nog tegen willen houden, het leven van de WindClan leider zelf af te nemen. Immers kenden zei elkaar in Starclan al. Maar de kitten die dezelfde naam droeg was bijzonder koppig en ging zijn vader in zijn eentje onder de ogen zien. Gorsekit was precies het tegenovergestelde van wat hij was. Het paste bij zijn ouders. Hij zou een daverende persoonlijkheid zijn geweest. Krachtig, zelfstandig, vastberaden, en ontzettend koppig. Maar zover was het nooit gekomen, en alles wat overbleef was dromen. Dromen over dingen die hadden kunnen zijn. Zoals zijn dromen over Falconpaw en hij. Maar die kleine Gorsekit had er eigenhandig voor gezorgd dat gerechtigheid kwam voor zijn dood. De moordenaar werd opgepakt, en Amberstorm was verbannen.

En weer zag je hoe erg Falconpaw en Gorsepaw bij elkaar pasten, hoe erg ze zichzelf ervoor in elkaar sloegen. Gorsepaw was erbij toen hij met Wolfstar sprak, hoe hij zich de schuldige voelde over alles wat zijn moeder had gedaan. En hoewel Falconpaw het waarschijnlijk nooit toe zou willen geven, hij zou zijn moeder missen. Familie bleef familie. Hij wist er niet van, niet hoe de toestand van Amberstorm was. Niemand wist het, hoe hadden ze het kunnen weten? Gorsepaw had het ook niet opgemerkt, en hij was degene die toch zoveel had moeten zien, zoveel had moeten zien aankomen? Maar nee, hij had niets gezien. Hij was een waardeloze StarClan kat, egoïstisch, levend door de ogen van zijn liefste, zijn iedere beweging aan zijn zijde. Af en toe werd hij weer naar de sterren geroepen, om levens te geven, om katten van inkomend doen te vertellen. Maar verder, was hij nog op aarde, tussen de katten, de levenden. En hij was gelukkig. Dat moest hij zichzelf, en iedereen, steeds vertellen. Maar hij voelde nog steeds pijn. Pijn voor zijn achteloosheid, voor zijn daden, zijn keuzes, maar hij deelde ook Falconpaw zijn pijn. Keer op keer, dag na dag. En zo leefde Falconpaw ook. Hij sloeg zichzelf neer, maakte zichzelf klein. Alles was zijn schuld, zijn falen, zijn verantwoordelijkheid. Gorsepaw schudde zijn kleine kopje, probeerde hem weer aan te raken. Keer op keer, hij gaf nooit op. Misschien zou hij hem deze keer wel voelen. Maar niets gebeurde er, helemaal niets. Weer dat ijskoude gevoel als hij dwars door hem heel sloeg. Gorsepaw zuchtte diep, zijn ogen droevig. Falconpaw maakte veel te veel mee in zijn korte leven, zoveel hartzeer, zoveel dingen die niet in zijn macht lagen. En nooit leek er een moment van rust te komen, dat hij even op adem kon komen, want dan gebeurde het volgende wel weer. Dan een dood broertje, een verbannen moeder. Hoeveel moest hij nog verdragen? Gorsepaw zag hoe goed hij voor zijn zusje zorgde, maar ook dat koste hem energie, kracht, en moeite. En niet dat Hazelpaw haar gevoelens minder gevalideerd waren, maar ergens leunde ze zo erg op haar broer. Haar grote broer, die altijd zo sterk was, zo dapper, zo eerlijk. Ze wilde het snappen, ze zag het, maar ook zij voelde zich klein, terwijl Falconpaw op een gammele fundering aan het werken was. Nog één tik, en hij kon instorten. Maar hij wist toch elke keer weer een houvast te vinden en ging door. Gorsepaw haalde diep adem. Hij kon hem niet troosten. Niemand leek dat echt te kunnen, enkel zichzelf. Haat en liefde lagen dicht bij elkaar, en dat werd maar weer duidelijk met Amberstorm. Wat was de aardse wereld toch wreed.

Maar niets, niets had Gorsepaw zoveel pijn gedaan als een gesprek dat Falconpaw had gedeeld met Shadefeather, een gezamelijke vriend van hun beiden. Het was datgene wat Gorsepaw opnieuw zou laten doen sterven, als hij het kon. Maar nee, hij was verdoemd tot het eeuwige leven in de sterren, en dat hij alles moest meemaken. Hij was geen god, hij voelde, en hij voelde zo hevig. Het was iemand die opbiechtte, die eindelijk de woorden hardop kon zeggen. Hij sprak ze tegen de zwarte kater, en Gorsepaw zijn hart huilde. Hoe kon hij? Hoe kon hij zo denken? Elk woord, alles ging recht door hem heen. “Ik denk dat Gorsepaw dood is, omdat StarClan dit wist.” Gorsepaw schudde zijn kopje. Nee, nee. Nee! Gorsepaw had van niets geweten. En als het waar was, hoe kon StarClan zo wreed zijn? Nooit hadden ze naar hun gevoelens gehandeld, nooit. En Gorsepaw had zichzelf uit de situatie verwijdert, voordat het erger had kunnen worden. Ze waren vrienden, broers, geen geliefden, hoe graag Gorsepaw het ook had gewild. Hoe erg zijn hart had verlangd naar de rood-witte kater. Hoe erg hij droomde van hun tezamen, hun lichamen voor eeuwig naast elkaar in een nest, hun harten als één. Het kon niet, het mocht niet, en het bestond niet. Hoe, hoe kon Falconpaw zich zo neerhalen? Gorsepaw zijn dood was niet zijn schuld, het zou nooit zijn schuld zijn. Nooit, geen dag, geen maan, geen seconde. Gorsepaw zijn dood was zijn eigen toedoen, zijn beslissing, zijn sprong. En nog steeds nam Falconpaw hem alles kwalijk, dat hij het niet had gezien, dat hij had moeten praten, dat Gorsepaw niet tegen hem had durven praten. Opnieuw schudde Gorsepaw zijn kop, de tranen drupten inmiddels langs zijn neus naar beneden. Nee, zo was het niet. Hij had Falconpaw willen beschermen tegen alles. Hij was niet bang voor hem, hij híeld van hem. ‘Dit is niet jouw schuld, nooit, alsjeblieft.’ De woorden rolden smekend van zijn lippen. Hij zou op zijn knieën gaan voor hem, huilend, zielig, als een wrak, om hem het duidelijk te kunnen maken. Maar hij kon het hem niet duidelijk maken, hij zag enkel pijn, en verdriet, en gemis. En hoe weer de vragen kwamen, waarom ze elkaar nog niet hadden gezien. Oh geloof mij, Falconpaw, ik probeer het, iedere dag, elke nacht, iedere droom, om mezelf erin te plaatsen. Maar de krachten waren nog niet aan mij, je had StarClan nog niet nodig. Dit was jouw gevecht, en ik mocht je niet helpen. Kon ik het maar. Gorsepaw keek naar zijn liefste, hoe hij daar stond, gebroken, een schaduw van zijn werkelijke zelf. Het was tijd voor hem om weer op te bloeien, maar met zoveel pijn, gemis, haat, angst, liefde, hoe kon je dan nog bloeien?

Zo nu en dan betrapte Gorsepaw Falconpaw erop dat hij naar de hemel keek, naar de sterren. Gorsepaw stelde zich dan graag voor dat hij hem zocht, en dan giechelde hij, grinnikend dat hij de verkeerde kant opkeek. Hij stond altijd naast hem. En dan vertelde hij hem dat, fluisterde dat hij hem ook miste, dat hij niet kon wachten om hem weer te zien. Hij liep dan weer verder naast hem, leefde zijn leven door. En zijn leven nam weer hazensprongen naar voren. Het was tijd om de laatste periode van zijn apprenticeschap in te gaan. Het werd tijd om alles wat hij geleerd had, op de proef te stellen. En toen verdween hij naar Riverclan. Het koste Gorsepaw moed om de grens over te stappen, achter zijn liefste aan. Hij was nog altijd bang voor de clan, ondanks dat in StarClan geen grenzen meer waren. De angst van oorlog zat zo diep in hem genesteld. Al was het onder vorige leiders, manen geleden. Hij was bang om het water te zien, de doorgewinterde krijgers. Maar toen hij er eenmaal was, zag hij dat de angsten irrationeel waren. Riverclan waren ook maar katten. Ook gewoon kinderen, apprentices, knorrige elders, en loyale warriors. Liefde en haat, geroddel en geruzie, maar ook uniteit en kracht. Net zoals WindClan, net zoals waarschijnlijk iedere andere clan, trots op waar ze vandaan kwamen. Al merkte hij hier ook de aanwezigheid van StarClan, van katten die over anderen waakten, en katten die de code negeerden straften. Maar Gorsepaw bleef strak aan Falconpaw zijn zijde, hoe hij Shrimppaw beter leerde kennen, hoe hij de laatste puntjes op de i zette, en hoe hij zijn laatste beproeving had: Oorlog. En daar zag je weer de loyaliteit aan Starclan, de onbaatzuchtigheid van een medicine cat. Het helpen van katten van een clan die niet zijn eigen waren. Hij keek niet tot de grenzen, nee, voor hem was iedereen gelijk. Iedereen had hetzelfde bloed. Iedereen bloedde als hij gestreken werd, en zou weer geheeld moeten worden. Falconpaw was uitmuntend, deed zijn werk. Het was tijd. Het was voor hem tijd om naar StarClan te komen. Hij zou zijn naam ontvangen, snel. Het zou allemaal niet lang meer duren, een kwestie van dagen, uren. Gorsepaw had zich nooit trotser gevoeld. Falconpaw was zo sterk, en ondanks alles wat er naar hem gesmeten was, alle beren op de weg, had hij het gehaald. Hij was sterker dan welke kat die hij ook maar kende. Eerlijker dan Wolfstar, zelfverzekerder dan Routnose, vriendelijker dan wie dan ook. Oeh hoe hij zijn liefde dichtbij hem wilde voelen. Hij smeekte dat Falconpaw zijn brandende hart kon voelen, hoe het enkel nog maar voor hem klopte. Het was tijd voor zijn tekens. Het was Gorsepaw die het had gezegd, Gorsepaw die het had opgemerkt, Gorsepaw die al die manen, dagen, minuten en seconden aan zijn zijde was geweest. Hij kende hem het beste, door en door, dus het was zijn eer om hem te ontvangen. Na al die tijd, die al jaren voelde, zou hij eindelijk zijn allerbeste vriend weer zien. Zijn broer. Zijn geliefde. Liefste.

De zonsopgang was net zo hevig als op de dag nadat hij stierf. Gorsepaw had de hemel bestreken met een daverend penseel. Dieper rood dan hij ooit had gezien, goud geel, een hemels oranje, gemixt met lichtblauwe sterrendoek. En het brandde de sneeuw langzaamaan een beetje weg onder zijn poten. En waar hij zijn poten neerzette op de koude aarde, groeide een piepklein geel bloemetje, omringd door scherpe blaadjes. Brem. Zijn bloem, en hij zou hem voor eeuwig claimen. Hij was ernaar vernoemd, dus het was enkel passend dat dit de manier was hoe hij zijn liefste bij hem zou roepen. Hij stond buiten de den te wachten op hem, totdat hij tevoorschijn zou komen. Een brede lach stond op zijn gezicht. Falconpaw herkende het meteen, al dacht hij er eerst niet zoveel bij. Nou ja zeg, betekende hij maar zo weinig voor hem? Hij riep wat hulp van zijn voorouders, en de wind stak op. Kom op, Falconpaw! Het is een belangrijke dag, een spannende dag. Ik sta aan je zijde, vlakbij je. Oh bij de sterren, ik heb je zo gemist. Ik kan niet meer wachten! Schiet op, luilak! Alle woorden sneden door de wind, en hij sprong verder, als een dartel hert, pas voor pas, sprong voor sprong. En zo nu en dan bloeide er een nieuw bloemetje waar hij de grond raakte, waar hij de struiken kuste. Het was misschien slecht dat hij aan de noorderzon zou vertrekken, zonder mededeling, zonder afscheid, maar Gorsepaw kon niet meer langer wachten. Hij leidde hem langs de rivier. Verder, naar Fourtrees. Het keek naar het litteken van de afgebrande boom. Oh, als de clans eens leerden luisteren… Zoveel waarschuwingen, maar steeds de verkeerde antwoorden. Maar dat was een probleem voor een andere dag. Vandaag was een heugelijke dag! Geen nare gedachten mochten vandaag komen. Hij had voor zonneschijn geregeld, wat Falconpaw zijn rug zou verwarmen. Hij zou de reis zo makkelijk maken als hij kon. Ze gingen langs de WindClan grens, maar niet naar het kamp. Nee, daar zou hij morgen wel weer terug belanden. Nee, ze gingen naar Highstones. Het was een lange weg, helemaal vanuit RiverClan, maar hij geloofde erin dat Falconpaw door zou zetten. En elke keer als hij dacht dat Falconpaw een beetje vermoeid werd, dan plantte hij weer één van zijn bloemetjes op de weg. Gorsepaw dartelde dan weer, zijn kop over zijn schouder, om elke keer weer de glimlach op Falconpaw zijn gezicht te betrappen. Zijn gele ogen gingen weer naar de horizon, naar Highstones. Daar waren ze, de puntige rotsen, een herkenningspunt van alle clans en iedereen die hier reisde. Het was het niet het einde van de wereld, maar wel het einde van StarClans territorium. En daar, onder Mothermouth, lag de Moonstone. Gorsepaw stond te springen. Hij had hem zo gemist. Hij was opeens niet meer bang voor de confrontatie die zou komen, waar hij zo bang voor was geweest. Om alle pijn te zien, het gemis, het verlies. Nee, het zou geluk zijn, hij voelde het. Al was er zoveel wat hij zou willen vertellen in zo weinig tijd. Er waren regels, hij mocht niet alles zeggen. Maar dit was een heugelijke dag, een ceremonie. Geen dubbele betekenissen achter raadselachtige woorden. Nee, alleen blijdschap, feest. De laatste meters, een laatste keer diep ademhalen, en ze waren de duisternis is toen ze Mothermouth betraden. Gorsepaw kon alles perfect zien, maar ook Falconpaw liep daadkrachtig achter hem aan de tunnel door. Het was bijna zover, de maan op haar hoogste punt in de hemel. Het was nog donker in de grot van de Moonstone toen ze aankwamen. Gorsepaw keek naar de hemel, het gat in het plafond waar het maanlicht spoedig doorheen zou vallen. Nog drie.. twee… één. En daar was het. De maan raakte de Moonstone, en het kristal lichtte spectaculair op. Het verlichtte de hele grot met de weerschittering van het maanlicht. Opgewonden keek hij toe hoe Falconpaw naar de steen liep, zich ernaast neerlegde, zijn neus tegen de steen drukte, en met een diepe zucht in slaap viel. Eindelijk, het was tijd, na al die manen. Hij zou weer tegen zijn liefste kunnen praten.

Gorsepaw liet hem wakker worden in een prachtig bloemenveld, hoe kon het ook anders? Gorsepaw hield onbewust zijn adem in. Hoe lang zou het nog duren voordat hij hier stond? Hier tussen het hoge gras omhoog kwam, hij hem zou zijn. De sterren in zijn vacht zien, over de sterren heenlopen, hoe hij al meerdere keren had gedaan. Maar niet zoals nu, deze keer was speciaal. Gorsepaw zijn hart klopte sneller in zijn borstkast. Hij was nerveus, maar het waren gezonde zenuwen. Even zette hij alles opzij, vergat hij alle regels, en snakte hij, verlangend, alsof hij niet nog een seconde langer zou overleven zonder zijn aanwezigheid. En daar stond hij, zijn allerbeste vriend, zijn broer, zijn liefste. De tranen sprongen spontaan in zijn ogen, van puur geluk, vreugde, blijdschap die hij niet kon behouden. De sterren stonden in zijn ooghoeken waar het water zich verzamelde. Zijn gele ogen hadden nog nooit zo helder geschenen, zo gelukkig. Er gingen duizenden gedachten door zijn hoofd. Hij wilde hem alles vertellen, hoe erg hij hem had gemist, hoe hij naar hem had verlangd, hoeveel hij van hem hield, en het altijd zou doen. Hoe hij bereid was om op hem te wachten, hoe hij elke dag naast hem liep, geen seconde van zijn zijde zou wijken. Miljoenen dingen die hij had kunnen zeggen, had willen zeggen. Maar hij hoefde niets te zeggen, het was in één simpele blik te vangen. Alles zei het in hem, en hij stond bevroren. Hij wilde ieder moment in zich opnemen, alsof hij hem na deze dag nooit meer zou zien. Maar hij zou weten dat hij zo weer in de grot naast de moonstone wakker met hem zou worden. Maar Falconpaw wist dat niet. Gorsepaw werd week tot aan zijn knieën, en even was hij weer als de eerste dag dat hij realiseerde dat hij van hem hield. Hoe dol hij op hem was, hoe erg hij zichzelf toen had gehaat, omdat het niet mocht, het niet kon. Maar hij hield van hem, en die liefde overwon over zijn eigen afschuw van zichzelf. Oh bij de sterren waar de op stonden, wat moest hij zeggen? Wat kón hij zeggen? Hij haalde bibberend adem, zette trillend een stapje naar voren. Hoe lang zou het duren voordat hij zou rennen? Hoe lang voordat hij hem in een omhelzing kon nemen, hem na al die dagen eindelijk weer kon voelen. Hij wilde elk moment heilig bewaren, hij wilde elke seconde die ze hadden benutten, elk luttel momentje van hun alleen, samen. Nog steeds kwam er niets over zijn lippen, er was nog niets wat hij kon zeggen. Enkel die stille tranen van geluk in zijn ogen, dat warme gevoel in zijn buik. Falconpaw maakte hem gek, maakte hem bereid om bergen voor hem te verschuiven. Maar Falconpaw had dat niet nodig, hij kon het zelf. Want hij was de sterke van hun twee, de dappere. Hij zei wat hij dacht en hij kwam op voor gerechtigheid. Hij was oh zo perfect. Hij was de beste die WindClan maar kon krijgen, die Gorsepaw maar kon krijgen. De woorden echoden in zijn kop. Ik hou van je, ik hou van je, ik HOU van je. Hij wilde het schreeuwen, fluisteren, zoet, teder, verliefd. Maar op het laatste moment wist hij zichzelf nog in te houden, de laatste regels van StarClan in ere houden. Hij was immers een kat tussen de sterren. Maar ergens geloofde hij dat Falconpaw het wist. De magie was te voelen. In plaats daarvan zei hij, trillend, in een zachte ademhaling.


‘Ik ben zo… zo ontzettend trots op je.’

Terug naar boven Ga naar beneden
Falconstrike
Member
standing at the crossroad SCwUkVM
Bo~
1220
Actief
If it's me, it'll be okay

CAT'S PROFILE
Age: Twentyfive moons ღ
Gender: Tomcat ♂
Rank: Moorrunner
Falconstrike
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimevr 7 mei 2021 - 22:58


Falconstrike
to be or not to be
Hij wilde gillen. Gillen, janken, lachen, boos worden, hem omhelzen. Een golf van emoties ging er door zijn lichaam, emoties die hij niet eerder had gevoeld. Emoties die hij wel eerder had gevoeld. Ongeloof, verwarring. Was dit weer een getwist iets dat hij in zijn hoofd? Was dit weeral iets wat hij zich allemaal had aangepraat? Had hij sowieso wel moeten komen naar StarClan? Of was dit ook iets geweest wat hij voor zichzelf had bedacht. Zoals al die keren dat hij dacht de jonge kater te zien in de echte wereld. Hij lette niet op de bloemen in zijn omgeving. Natuurlijk niet. Niets boeide hem als Gorse er was. Het was altijd hem en Gorse geweest. Vanaf het moment dat de twee hadden gebond om het bloemetje in het kamp. Vanaf dat punt was het altijd Gorse en Falcon geweest. Bij Gorse verloor hij altijd zijn zorgen. Bij Gorse had hij zich altijd gelukkig gevoeld en veilig. Hij had altijd gehoopt dat Gorse hetzelfde voelde als dat hij had gedaan. Dat hij altijd gelukkig was bij hem, hoe zelfzuchtig het misschien klonk, maar dat hij hoopte dat hij misschien de enige was geweest die hem zo liet voelen.

En daar stonden ze, allebei bevroren tegenover elkaar. Falcon liet zijn ogen over de rode kater glijden. Zijn vacht vol met sterren. Hij was kleiner dan hij was toen hij overleed. Hij was fluffy, met een bolle kop die hij overal uit zou herkennen. Hij was weer Gorsekit. Hij had geruchten gehoord over hoe katten in de sterren naar een bepaald perk konden gaan. Dat ze zelf konden bepalen hoe oud ze er uit zouden zien. Gorse.. was het meest gelukkig als een kitten.. Hij wilde het misschien niet voelen, maar toch voelde hij voor een moment meer pijn dan voorheen. Hij had zijn apprentice leven echt niet beter kunnen maken, niet gelukkig laten zijn. Hij had er zoveel voor over gehad om hem dat wel te geven. Hij had het geprobeerd, maar niet hard genoeg. Dat was de les die hij wel had geleerd.

Gorsepaw was de eerste die een stap naar voren zette. Hij wist niet wat hij moest verwachten. Zou Gorse boos op hem zijn? Teleurgesteld? Hij had zichzelf zo erg laten gaan, hij was niet sterk geweest. Hij had katten laten vallen. Hij had zijn gezin laten vallen. En die rogue kitten. Hij was er niet bij geweest. En eerlijk? Hij had ook zichzelf laten vallen. Er op terugkijkend was hij mentaal zo gebroken geweest, dat hij niet eens wist of hij het wel verdiende om zijn naam te mogen ontvangen. Misschien was dat de reden waarom hij hier was. Om voor een laatste keer StarClan te zien. Voor StarClan om hem te vertellen dat hij geen medicine cat mocht worden.

Falcon wilde zijn mond weer openen. Hij moest iets zeggen. Iets. Hij kon hier niet sprakeloos blijven staan, toch? Er was zoveel om te zeggen. Zoveel om te bespreken. Had hij hem echt gefaald? Was het omdat hij niet hard genoeg probeerde? Waarom? Waarom? Hij had harder kunnen proberen, hij had meer kunnen doen. Hij had… Hij had hem tegen kunnen houden. Niets had meer pijn gedaan. Niets. Wat kon hij veranderen? Wat kon hij veranderen zodat Gorse bij hem was gebleven en niet weg was gegaan?

’Ik ben zo… zo ontzettend trots op je.’


Falcon’s ogen schoten op en vol met tranen, zijn zicht werd wazig terwijl hij de tranen binnen probeerde te houden. Trots? Na alles wat er gebeurd was… was Gorsepaw trots op hem? Maar niet alleen dat, de woorden van de rode kater haalde hem zowat uit zijn trans. Hij moest spreken. Hij moest dingen zeggen en dingen doen. Dit was misschien de enigste kans in zijn leven en hij verpestte het door stil te blijven staan en niks te zeggen. Was dat hoe hij wilde dat het ging? Na al die slapeloze nachten zonder slaap, waar hij zichzelf had gehaat. Waar hij keer op keer de film in zijn kop bekeek om te zien waar het fout was gegaan.

Hij zette een paar stappen naar voren, zonder ook erover na te denken. Hij wilde dichterbij komen. StarClan hij wilde zo graag dichterbij komen. Maar mocht dat wel? Zou StarClan het hem gunnen om dichterbij te komen? Hij was zo verdomme verliefd op de kater. Zijn hart wilde niet kalmeren en hoewel hij zo nerveus, verward en emotioneel was… wist hij het echt zeker. Hij hield zoveel van hem. Zoveel van zijn Gorse, die hier was net zoals hij altijd in zijn herinnering was. Levendig, blij en gelukkig. Net zoals hoe Gorse naar de bloemetjes keek die in het kamp waren. Net zo gelukkig toen hij aan de jonge kater vertelde dat ze samen allemaal bloemen zouden gaan ontdekken. Een belofte die hij nooit na had kunnen komen.

”Gorse-“ zijn stem brak terwijl de tranen over zijn gezicht begonnen te rollen. Hoe vaak hij wel niet naar de sterren had gekeken. Hoe vaak hij wel niet tegen de sterren had gepraat in de hoop dat Gorse hem zou horen. Hoe vaak hij wel niet hoopte dat Gorse wist hoeveel hij van hem hield. Dat hij hem miste. Net zoals dat hij misschien een rots was geweest voor Gorse, was Gorse dat net zoveel geweest voor hem. Gorse was de reden waarom hij door had kunnen gaan. Gorse was de reden waarom hij zijn borst vooruit kon houden en kon vechten tegen zijn moeder voor waar hij in geloofde. Nadat.. Nadat hij de gorge in was gegaan, was alles weggevallen voor hem. Zijn rots in de branding was op dat moment verdwenen. Een deel van hem was verloren. Een deel van hem was verdwaald geraakt en het had hem zo lang geduurd voordat hij hem terug had gevonden. En nog steeds was hij niet compleet geweest. Nee, hij zou nooit meer compleet zijn. Nu. Nu op dit moment. Hier was hij compleet. Want het deel dat hij miste was bij hem.

Zijn lichaam trilde, proberende om de heftige gevoelens die hij binnen voelde niet te erg te uitten. Zoveel woorden spookten er door zijn hoofd, hij wilde zoveel zeggen, zoveel vragen. En toch kwam er maar één ding uit zijn bek. Er uit geperst, met moeite om niet luid te gaan huilen, om luide snikken tussen zijn woorden te laten komen. ”Ik heb je zo gemist.”

Terug naar boven Ga naar beneden
Gorsepaw
StarClan
standing at the crossroad Unknown
Renske
538
Actief
⋆ Innocent people are not fools. They just think everyone has a heart ⋆

CAT'S PROFILE
Age: ▸ Died at 8 moons
Gender: Tomcat ♂
Rank: Apprentice
Gorsepaw
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimema 10 mei 2021 - 17:07


Gorsepaw zag zijn verwarring, zijn terughoudendheid, maar ook het geluk, de liefde. Gorsepaw wist al zijn geheimen, zijn onzekerheden, hij kende hem volledig. Even kwamen hij iets dichterbij, en Gorsepaw zijn adem stopte in zijn keel. De hoop dat hij dit volwassen of professioneel zou gaan doen, was al lange tijd geleden verloren gegaan. Dit was een gelukkig moment die zij samen konden delen. Gorsepaw was zo trots, zo ontzettend trots. En ze hielden van elkaar, en op zulke momentjes wilde hij dat hij de tijd stil kon zetten. De wereld zou stoppen met draaien en enkel zij zouden bewegen, in eeuwige euforie, in het meest perfecte paradijs. Maar dat kon hij niet, toch kon hij het niet laten om gelukzalig te lachen toen hij hem zijn naam hoorde uitspreken. De tranen stonden in zijn ooghoeken, en hij kon niets zeggen. Hoe kon hij ook? Hun blikken zeiden duizend woorden, en hij wist alles al wat hij wilde zeggen. Hij had het al tientallen keren gehoord, als Falconpaw met de sterren sprak. Hij had alles gehoord, altijd.

En toen kwam hij een beetje dichterbij, en even dacht Gorsepaw dat hij niet langer op zijn poten kon staan. Een waterige lach kwam weer over Gorsepaw zijn lippen. En toen miauwde hij hardop dat hij hem had gemist. Gorsepaw knikte, nieuwe tranen uit zijn ogen, waarna hij de woorden vormde met zijn lippen "ik weet het". Geen geluid kwam uit zijn bek, maar hij wist het. Hij wist alles. En hij voelde alles. Gorsepaw haalde een keer trillend adem. Misschien was het nu zijn beurt om sterk te zijn, de regels en grenzen in Starclan te doen laten vervagen. Onzichtbaar, en hoewel Falconpaw ze zou voelen. Buiten alles waren ze nog altijd vrienden, broers. Gorsepaw stapte naar voren en drukte zijn kop tegen zijn borst, streek zijn wang langs de pels van zijn beste vriend. En met één diepe ademhaling, leek alles op zijn plek te vallen. Gorsepaw sloot zijn ogen en huilde zonder geluid te maken. ‘Ik heb je ook zo gemist.’ Zijn stem, zijn vacht, het feit dat Gorsepaw hem kon voelen, dat Falconpaw eindelijk kon horen als hij met hem sprak. Gorsepaw wist niet of het woorden waren die nog veel zin hadden, omdat het zo overduidelijk was. Maar even liet hij zichzelf verdrinken in deze omhelzing. Want hier in de sterren mocht het, en verder nooit meer.

Bij de sterren, hoeveel tijd was er voorbij gegaan? Ergens voelde het als een eeuwigheid, en ergens een hartslag. Maar Gorsepaw had Falconpaw hier niet bij hem geroepen voor een hereniging, enkel voor hen. Er was een doel, een missie. Met tegenzin stapte hij dan ook weer naar achteren, waarbij hij zich opeens heel klein voelde. Voor hij stierf was hij Falconpaw net voorbij gegroeid, maar nu was hij weer klein. Hij glimlachte, en schraapte even zijn keel, zijn stem zou waarschijnlijk vol met emotie zijn. ‘Ik.. we hebben niet alle tijd,’ begon hij eerst. Er was zoveel wat hij hem wilde vertellen. Hij wilde zo graag uren spreken, maar tijd was hen niet gegund. Hij haalde nog een keer diep adem. ‘Ik heb je geroepen, want het is tijd voor je volgende stap in het leven.’ Er was niets wat Falconpaw nog kon leren, niet zonder ervaring. Niets wat hij niet zelf kon ontdekken. Routnose had hem alles geleerd wat zij wist. Hij had nog samen geleerd met Shrimppaw. En hij had alles wat hij geleerd had succesvol in praktijk gebracht. Hij was klaar, klaar om zijn plaats tussen de sterren te nemen, na alle medicine cats voor hem, en voor allen die na hem zouden komen.
Terug naar boven Ga naar beneden
Falconstrike
Member
standing at the crossroad SCwUkVM
Bo~
1220
Actief
If it's me, it'll be okay

CAT'S PROFILE
Age: Twentyfive moons ღ
Gender: Tomcat ♂
Rank: Moorrunner
Falconstrike
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimewo 12 mei 2021 - 21:51


Falconstrike
to be or not to be
Iedere cel in zijn lichaam schreeuwde. Iedere spier in zijn lichaam wilde rennen en springen en blij zijn want.. Want zijn Gorse was hier. En hij was zo dichtbij, hij kon hem bijna aanraken. Maar hij was bang, bang om zijn liefde aan te raken. Hij wist niet wat StarClan zou doen als hij hier zo zou reageren. Misschien kon hij Gorse niet eens aanraken. Het idee alleen al, dat hij hem eindelijk weer een keer kon aanraken was iets wat hij nooit meer had gedacht. Na zijn overlijden, dat was het enige geweest waarbij Falcon had gedacht dat hij met Gorse zou zijn.

Toen hun lichamen eindelijk contact maakten, sloot Falcon zijn ogen met een trillerige snik. Hij had dit zo gemist en het voelde zo onwaar. Zo.. alsof dit niet kon. Maar hij was hier. Hij was hier en Gorse streek met zijn kop langs zijn borst. Hij twijfelde ook geen moment om zijn poot om hem heen te slaan en hem dicht tegen zich aan te drukken terwijl hij zijn kopje naar beneden neeg, terwijl de tranen over zijn gezicht rolden. ’Ik heb je ook zo gemist.’ En even was het alsof de wereld weer blij en gelukkig was. Alsof alles weer klopte. Hoe het leven had moeten zijn. Gewoon hen twee samen tegen de wereld. De twee beste vrienden.

En hoewel hij zoveel vragen had toen hij op aarde rondliep, tot voor kort nog toen hij hier in het bloemenveld terecht was gekomen, had hij er nu geen. Ze waren spontaan weg uit zijn geheugen. Hij had geen antwoorden nodig, hij wilde de sfeer niet tussen hen verpesten. Hij wilde gewoon… genieten van de tijd die hij samen had met zijn Gorse. Want wie weet hoelang het weer zou gaan duren voordat hij hem weer zou zien. Het enige wat hij kon denken was dat hij wilde dat dit moment nooit meer voorbij zou gaan, dat hij voor altijd hier kon zijn met zijn Gorse. Maar hij wist dat dat niet zou kunnen, dat de realiteit was dat ze gescheiden van elkaar zouden worden voor een onbepaalde tijd.

De tranen hielden langzaam op, maar de grip op de jongere kater had hij niet losser gelaten. Hij had zijn ogen nog steeds gesloten en probeerde ieder klein dingetje te onthouden, om mee te nemen. De manier hoe zijn vacht voelde, de manier hoe warm de jonge kater was en zijn ademhaling in zijn vacht zijn haartjes liet verplaatsen. De manier hoe hij natte plekken voelde in zijn vacht door de tranen van de jongere. Al die kleine dingetjes.. zou hij in zijn geheugen graferen.

Toen er geschraap klonk van een keel hief Falcon pas zijn kop op om naar Gorse te kijken. En hoewel zijn ogen droog en pijnlijk voelde van het huilen, stond er een zachte glimlach op zijn gezicht. ’Ik.. we hebben niet alle tijd,’ klonk er van de kater af, waarop Falcon zijn ogen wat naar beneden bracht. Dat wist hij ook wel. Hij wist dat ze niet alle tijd hadden, dat ze niet de mogelijkheid hadden om de tijd stil te laten staan. ’Ik heb je geroepen, want het is tijd voor je volgende stap in het leven.’ Het deed toch even pijn, wetende dat Gorse nooit die stap zou kunnen maken. Dat hij nooit een volgende stap zou hebben, terwijl Falcon nog vele stappen te gaan had in de wereld daar beneden, bezaaid met oorlogen en haat naar elkaar. Falcon haalde diep adem, waarna hij voorzichtig knikte. ”Ik- ik ben er klaar voor.” sprak hij zachtjes, waarna hij weer naar de kater keek met een zachte glimlach op zijn gezicht. Zijn blauwe ogen gevuld met warmte, maar vooral: liefde. Al zou hij die woorden zolang hij leefde niet mogen uitspreken tegenover Gorsepaw, hij liet het wel zien. In alle vormen die hij maar kon op dit moment zonder het fysiek uit te spreken.

Terug naar boven Ga naar beneden
Gorsepaw
StarClan
standing at the crossroad Unknown
Renske
538
Actief
⋆ Innocent people are not fools. They just think everyone has a heart ⋆

CAT'S PROFILE
Age: ▸ Died at 8 moons
Gender: Tomcat ♂
Rank: Apprentice
Gorsepaw
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimezo 16 mei 2021 - 0:52


Gorsepaw vreesde nu alweer op het punt dat hij Falconpaw weg zou moeten sturen, dat hij niet meer met hem kon praten. Hij wilde hem hier houden, bij hem, maar dat zou zo egoïstisch zijn. Dan had hij niet bij hem weg moeten gaan in de eerste instantie. En regels bleven regels, ook in StarClan. Medicine cats mochten geen partner, geen kittens. Het was een stomme regel, maar het bestond. Hun enige verbintenis was met StarClan. En daar zou Gorsepaw altijd voor de medicine cat zijn. Toen Falconpaw aangaf dat hij er klaar voor was, knikte hij. Ogen die glommen van trots begroetten hem. Hij wilde deze momentjes het liefst voor eeuwig uitstellen, en de hele nacht van Falconpaw stelen. Maar ook hij moest mettertijd weer terug naar de moonstone, om terug te gaan naar Windclan, want daar zouden ze hem nu weer nodig moeten hebben. Nog één keer diep ademhalen, en opeens zou hij veranderen van vriend, in een StarClan gids, waarop duizenden ogen op hem gericht zouden zijn.

‘Dit is je ceremonie, Falconpaw.’ De naam gleed lieflijk over zijn liepen, het zou één van de laatste keren zijn dat hij die zou uitspreken. Zijn Falconpaw, hij zou een man worden vandaag. Het kittenpluis had hij lang geleden al verloren en ook zijn kinderlijke trekken waren zijn gezicht ontgroeid. En waar Gorsepaw zijn jeugdigheid voor eeuwig zou omarmen, zou Falconpaw het nu achter zich laten. Gorsepaw zette een pasje achteruit, keek een keer om zich heen. Hun momentje samen was nu ook voorbij. Er zouden toeschouwers zijn, medicine cats van generaties voor hen, die zich al manen tussen de rangen van de sterren hadden gevoegd, vervaagd doordat ze langzaam in de geschiedenis vergeten zouden worden. Gorsepaw knipperde en zijn ogen begonnen te glimmen en een wind stak op, spiraalde om hen heen, en tussen het hevig golvende gras, kwamen de schimmen van alle wijze katten voor hem. Maar te midden van dit stonden de twee rode katten. Het was aan Gorsepaw de eer.

Gorsepaw keek Falconpaw weer aan en glimlachte breed. Zijn beste vriend, zo volwassen, zo ervaren, zo wijs al. Gorsepaw keek naar alle katten om hen heen, katten die hij niet kende, nog nooit gesproken had, maar ze waren hier om hun wijsheid onbewust met Falconpaw te delen. Gorsepaw keek nog een keer betekenisvol naar zijn liefste, terwijl zijn mond geruisloos de woorden "klaar voor?" vormden.

‘Ik, Gorsepaw, apprentice van WindClan, roep mijn voorouders bij elkaar om naar deze medicine cat apprentice te kijken. Hij heeft hard getraind om de wijze van een medicine cat te begrijpen en met jullie hulp zal hij zijn clan dienen voor vele manen. Het klonk zo officieel, zo gerepeteerd, maar het waren de woorden die hij moest zeggen. De woorden die gezegd moesten worden, want zo hoorde het. Meestal werden ze uitgesproken door de mentor van de medicine cat. Maar in dit geval... was er een uitzondering door speciale omstandigheden. Hij glimlachte nog een keer. Nu voor de plichten. ‘Falconpaw, beloof je de wijze van een medicine cat hoog te houden? Om afzijdig te staan van rivaliteit tussen Clan en Clan en alle katten gelijkwaardig te beschermen, zelf ten koste van je eigen leven?’ De belofte zou hem aan StarClan binden, aan de code van een medicine cat. Een belofte die zoveel inhield, maar alleen medicine cats echt zouden begrijpen. Falconpaw zou dit kunnen, hij was de slimste, sterkste, de beste die WindClan maar zou kunnen wensen.
Terug naar boven Ga naar beneden
Falconstrike
Member
standing at the crossroad SCwUkVM
Bo~
1220
Actief
If it's me, it'll be okay

CAT'S PROFILE
Age: Twentyfive moons ღ
Gender: Tomcat ♂
Rank: Moorrunner
Falconstrike
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimezo 16 mei 2021 - 1:13


Falconstrike
to be or not to be
Wat er ook voor hem te gebeuren stond, hij wist dat hij er klaar voor zou gaan zijn. Want wat er ook gebeurde, zou hij Gorse nog een keer gezien hebben. En dat was alles wat hij had gewild in zijn leven. Al zou dit de laatste keer zijn, dan wist hij tenminste dat het oke was, dat Gorse oke was. Trotse ogen keken naar de zijne en hij wist dat hij het goed had gedaan. Routnose had hem zo vaak kunnen vertellen dat ze trots op hem was en dat hij het goed deed, maar zelfs dat kon niet gelijk staan aan de ogen die hij nu voor hem had. Hoe een paar ogen hem warm konden laten voelen was niet normaal. ’Dit is je ceremonie, Falconpaw.’ Hij ademde even diep in. Hij was wel iets nerveus, natuurlijk was hij nerveus. Er zou een nog grotere taak op zijn schouders komen en katten zouden nog nauwer naar hem kijken. Maar, voor de ceremonie zelf was hij niet zo nerveus, want Gorse was er. En hij vertrouwde op de kater.

Gorsepaw zette een stap achteruit, waardoor er weer een gat tussen hen viel en StarClan, hoe graag hij dat gat weer zou willen dichten, wist hij dat dat niet zou kunnen op dit moment. Hij moest het nu eventjes loslaten. Er kwam een wind opzetten die om hen heen begon te draaien, Falcon voelde zijn vacht alle kanten opgetrokken worden door de wind om hen heen, terwijl hij voorzichtig om zich heen keek. Vage schimmen van katten verschenen, katten die hij niet herkende. Hij had nog nooit zoveel StarClan katten samen gezien. Een rilling gleed over zijn rug, waarna hij weer naar de rode kater voor zich keek, die hem met een brede glimlach aan keek. Toen Gorse hem geluidsloos vroeg of hij er klaar voor was, ademde hij diep in en glimlachte lichtjes terwijl hij kort naar hem knikte. Hij was er klaar voor. Hij moest er klaar voor zijn.

’Ik, Gorsepaw, apprentice van WindClan, roep mijn voorouders bij elkaar om naar deze medicine cat apprentice te kijken. Hij heeft hard getraind om de wijze van een medicine cat te begrijpen en met jullie hulp zal hij zijn clan dienen voor vele manen.’ Hij slikte even. Routnose had geen idee dat hij er nu was, had geen idee dat hij op dit moment bij StarClan was. WindClan had ook geen idee. Zelfs RiverClan niet. ‘Falconpaw, beloof je de wijze van een medicine cat hoog te houden? Om afzijdig te staan van rivaliteit tussen Clan en Clan en alle katten gelijkwaardig te beschermen, zelf ten koste van je eigen leven?’ Dat was een no-brainer. Zonder ook maar een moment na te denken sprak hij. ”Dat beloof ik, zonder enige twijfel.” sprak hij tegen de kater. Hij had dat al laten zien tijdens de oorlog van RiverClan en ShadowClan. Hij zou ze beschermen, niemand hoefde te lijden zoals hij had gedaan. Zelfs als het zo moeilijk werd voor zichzelf.

Terug naar boven Ga naar beneden
Gorsepaw
StarClan
standing at the crossroad Unknown
Renske
538
Actief
⋆ Innocent people are not fools. They just think everyone has a heart ⋆

CAT'S PROFILE
Age: ▸ Died at 8 moons
Gender: Tomcat ♂
Rank: Apprentice
Gorsepaw
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimezo 16 mei 2021 - 1:30

Falconpaw bezat alle daadkracht die Gorsepaw miste. Hij was zo zeker, zo sterk, zelfs na alles was hij meegemaakt had. Bij de sterren, hij kon niet trotser zijn. Het was ergens eng om dit hoofdstuk af te sluiten. Het hoofdstuk waar Gorsepaw in had geleefd. Zou hij hem vergeten? Nee, natuurlijk niet. Gorsepaw zou het niet laten gebeuren. Hij was altijd bij hem, en misschien zou Falconpaw hem nu wat vaker opmerken. Zou hij hem vaker bezoeken, kon Gorsepaw vaker in zijn dromen glijden. Want voor je het zou weten, stond hij aan het hoofd van een clan, de nederige brug tussen de levende wereld en de sterren. Hij zou het perfect doen. En toen hij de belofte maken, zonder ook maar één trilling in zijn stem, zo zelfverzekerd. Gorsepaw had niet gedacht, dat zijn glimlach nog breder kon worden, maar het was zo.

Gorsepaw haalde een keer trillerig adem. Hier ging het dan, de sterren in zijn vacht leken helderder te stralen dan ooit. ‘Dan bij de krachten van Starclan geef ik jou je ware naam als medicine cat. Falconpaw, vanaf dit moment zal je bekend staan als Falconstrike. StarClan eert je moed, je doorzettingsvermogen, je passie en je liefde, en we verwelkomen je als volledige medicine cat van WindClan.’ Daar, daar was het. Falconstrike, voor het laatst had hij hem bij zijn apprentice naam genoemd. Nu was het echt. Gorsepaw stapte weer naar voren. Hij ademde zijn nieuwe naam uit, een fluistering. De medicine cat was een strijder, maar niet op het strijdveld, als een warrior, maar in alle andere factoren in zijn leven. Hoe hij zichzelf erdoorheen had weten te ploeteren, was een wonder. Gorsepaw keek hem met trillende ogen aan, de tranen van trots hadden zich onbewust weer in zijn ogen gevormd, en hij raakte zijn neus kort aan. Falconstrike.

En nu het moment waar hij zo tegenop keek. De wind begon weer te draaien, en de StarClan katten verlieten de ceremonie, en Falconstrike zou tussen Gorsepaw zijn poten wegglijden. Hun laatste momentje samen in levende lijven. Met een gehaaste blik keek hij naar zijn vriend. Er was nog zoveel wat hij hem wilde vertellen, in zo weinig tijd. ‘Ik zal er altijd voor je zijn, ik ben dichterbij dan je denkt,’ miauwde hij, zijn woorden onzorgvuldig gekozen, ratelend, omdat hij zo graag zoveel wilde zeggen. ‘Je hoeft me maar te vragen en ik zal er voor je zijn,’ voegde hij eraan toe, terwijl Falconstrike al weg leek te zakken, terug naar de echte wereld. Gorsepaw sprong naar hem toe, zijn ogen vol trots, maar ook met pijn, omdat hij alweer zo snel afscheid zou moeten geven. Hij wilde niet dat hij terugging, maar de plicht was volbracht, en Falconstrike was een volleerd medicine cat, zijn echte naam, de beloftes. Gorsepaw zijn ogen leken te smeken, ga niet weg, alsjeblieft, ik wil je niet meer missen. Maar zijn stem sprak anders. ‘Tot de volgende keer.’
Terug naar boven Ga naar beneden
Falconstrike
Member
standing at the crossroad SCwUkVM
Bo~
1220
Actief
If it's me, it'll be okay

CAT'S PROFILE
Age: Twentyfive moons ღ
Gender: Tomcat ♂
Rank: Moorrunner
Falconstrike
BerichtOnderwerp: Re: standing at the crossroad   standing at the crossroad Icon_minitimezo 16 mei 2021 - 22:55


Falconstrike
to be or not to be
Hij wist niet wat hem te wachten stond. Wist niet hoeveel katten hij nog zou gaan verliezen onder zijn bewind als medicine cat. Maar.. samen met Routnose kon hij het aan, zoals al die manen. Konden ze samenwerken, want hij hoefde niets meer te leren. Twee medicine cats waren altijd beter dan één… toch? En nu hij wist dat Gorsepaw achter hem stond, dat hij de beste raadgever in StarClan had zitten die voor hem zou gaan uitkijken, kon het allemaal niet meer mis in zijn ogen. De glimlach van de kater voor hem werd nog breder toen hij zijn belofte aan StarClan uit sprak. Hij glimlachte zachtjes terug naar de kater. Hij kon niets anders beloven dan dat.

‘Dan bij de krachten van Starclan geef ik jou je ware naam als medicine cat. Falconpaw, vanaf dit moment zal je bekend staan als Falconstrike. StarClan eert je moed, je doorzettingsvermogen, je passie en je liefde, en we verwelkomen je als volledige medicine cat van WindClan.’ Gorse was dichter naar hem toegestapt. Had hem zijn nieuwe naam toegefluisterd, mee gedragen door de wind. Falconstrike. Falconstrike. Hij was niet langer een apprentice meer, hij had zijn volwaardige naam gekregen. Hij ademde even trillerig in en keek naar Gorse met warme ogen. Hij kon niet blijer zijn met zijn naam. De volledige betekenis kon hij misschien niet begrijpen, nog niet, maar.. hij was er blij mee. Toen hij de neus van de kater tegen de zijne voelde, ging er een golf van emoties door hem heen. Zoveel emoties die hij nu nog niet kon plaatsen, maar het was duidelijk. Hij was officieel door StarClan benoemd.

De wind begon weer te bewegen, terwijl Falcon toe moest kijken hoe de katten beetje bij beetje begonnen te verdwijnen. En hoe hij voelde hoe de wereld weer aan zijn lichaam begon te trekken, dat hij terug moest gaan. De kater keek gehaast naar hem en Falcon keek terug naar hem met grote ogen. Nee, hij wilde nog niet terug. Nog niet. Niet zo. ‘Ik zal er altijd voor je zijn, ik ben dichterbij dan je denkt,’ Zijn ogen verzachtten bij de woorden van de kater en hij voelde tranen weer opwellen. Het was een korte reunie geweest, dat had hij geweten vanaf het moment dat hij hem zag in StarClan. ‘Je hoeft me maar te vragen en ik zal er voor je zijn,’ Falcon opende zijn bekje trillend terwijl hij zichzelf zwakker voelde worden in StarClan en tranen weer langzaam over zijn wangen begonnen te stromen. Al was hij zo, zo dankbaar dat hij Gorse weer had mogen zien. ”Je bent altijd hier, mijn bloemenprins.” sprak hij, echt vechtend tegen het terug gaan naar de echte wereld. Hij legde zijn poot op zijn borstkas, bij zijn hart. Het was dichtste bij wat hij kon zeggen wat dichterbij de woorden lagen die hij eigenlijk wilde zeggen. ik hou van je. Hij zag de gouden ogen van de kater nog lichtjes terwijl het om zich heen steeds meer leek te vervagen. Hij wilde nog meer zeggen, maar hoe hard hij ook leek te spreken, de woorden zouden niet meer bereikt worden.

’Tot de volgende keer.’
Terug naar boven Ga naar beneden
 
standing at the crossroad
Vorige onderwerp Volgende onderwerp Terug naar boven 
Pagina 1 van 1

Permissies van dit forum:Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
Warrior Cats :: StarClan territory :: StarClan-
Ga naar: