De eeuwig waaiende wind van de uitgestrekte grasvelden van het windclan territorium zwiepte de vacht van de lapjeskat die zich behoedzaam door het gras bewoog op. Emberstorm had de hele dag gejaagd tot haar poten pijn deden, ze had ook veel getrained met haar nieuwe apprentice, Kittypaw. Maar ze was tot de conclusie gekomen dat ze haar eigen technieken ook scherp moest houden. Ze kon haar apprentice toch niks leren als ze zelf niet scherp was? Maar hoe veel je ook jaagt, je kunt er niet om heen dat je op het gegeven moment dorst krijgt, niemand kan zonder water. Haar staart zwiepte heen en weer in de wind terwijl ze het gras opzij schouderde. De glinstering van zon op water straalde haar tegemoet terwijl ze naar het kleine meer keek dat voor haar uitstrekte, rimpelingen vormden zich in het water terwijl de wind langs het water oppervlak streelde. Emberstorm sleepte nog een konijn mee in haar bek, het was nog warm, versgevangen. Deze legde ze neer in het zachte mos naast het meertje, ze wou het zo heel mogelijk terug krijgen naar het kamp, evenals haar andere prooien. Voorzichtig boog ze voorover en likte ze wat water op. Dit bracht verkoeling en het haalde het droge zanderige gevoel in haar bek weg. Ze strekte zich wat uit en gaapte. Ze stak haar zanderige poot even in het water en ze keek naar de rimpels in het water die ze veroorzaakte. Haar spiegelbeeld vervormde zich en ze keek er even scheefjes naar. Het water was van kleur veranderd. Langzaam keek ze op naar de bron van de kleurverandering. De hemel was roodoranje gekleurd en de zon was nog maar een dunne streep aan de horizon. Ze keek er vol bewondering naar. Ze had veel vaker zonsondergangen gezien maar sinds tijden niet zo'n mooie. Ze ging zitten en nam de tijd om ernaar te kijken. Haar staart krulde ze om haar voorpoten heen om ervoor te zorgen dat ze het niet te koud kreeg, want zeg nou zelf. Het wordt nogal koud als de zon eenmaal onder was. Eigenlijk had ze meteen terug naar het kamp gewild maar dat stelde ze nog even uit.
|Emberstorm|